Artykuły w czasopismach na temat „Geschehen (The word)”

Kliknij ten link, aby zobaczyć inne rodzaje publikacji na ten temat: Geschehen (The word).

Utwórz poprawne odniesienie w stylach APA, MLA, Chicago, Harvard i wielu innych

Wybierz rodzaj źródła:

Sprawdź 16 najlepszych artykułów w czasopismach naukowych na temat „Geschehen (The word)”.

Przycisk „Dodaj do bibliografii” jest dostępny obok każdej pracy w bibliografii. Użyj go – a my automatycznie utworzymy odniesienie bibliograficzne do wybranej pracy w stylu cytowania, którego potrzebujesz: APA, MLA, Harvard, Chicago, Vancouver itp.

Możesz również pobrać pełny tekst publikacji naukowej w formacie „.pdf” i przeczytać adnotację do pracy online, jeśli odpowiednie parametry są dostępne w metadanych.

Przeglądaj artykuły w czasopismach z różnych dziedzin i twórz odpowiednie bibliografie.

1

Wildeman, Ilona, Ernest de Vroome i Mariska Klein Velderman. "Het verband tussen scheiding en ziekteverzuim". Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken 37, nr 4 (1.12.2021): 504–22. http://dx.doi.org/10.5117/tva2021.4.007.wild.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Samenvatting In 2019 verzuimde de helft van de Nederlandse werknemers één of meerdere dagen van het werk. Verschillende oorzaken liggen hier mogelijk aan ten grondslag. Een van de mogelijke oorzaken is het meemaken van iets ingrijpends in de thuissituatie, zoals een scheiding. Naast invloed op deze thuissituatie, heeft een dergelijke gebeurtenis ook invloed op andere domeinen in het leven, zoals het functioneren op de werkvloer. In dit crosssectionele onderzoek wordt onderzocht of scheiding (uit een huwelijk, samenwoonrelatie of geregistreerd partnerschap) een mogelijke oorzaak is van ziekteverzuim. We veronderstellen daarnaast dat er verschillen zijn tussen gescheiden en niet-gescheiden werknemers met betrekking tot ervaren gezondheid, gezondheidsklachten, burn-outklachten en werk-privébalans. Data van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en van het CBS zijn hiertoe aan elkaar gekoppeld (N = 222.699). Resultaten laten een aantal verschillen zien tussen gescheiden en niet-gescheiden werknemers. Gescheiden werknemers hadden een 45% hoger verzuimpercentage. Ze ervaarden vaker psychosociale klachten in vergelijking met niet-gescheiden werknemers, en gaven daarnaast vaker dan niet-gescheiden werknemers aan hun werk te verwaarlozen vanwege familie- en gezinsverantwoordelijkheden, en vice versa. Negatieve uitkomsten in termen van ziekteverzuim bleken het grootst voor vrouwen en werknemers met een westerse achtergrond. De resultaten geven aanknopingspunten om gescheiden werknemers te ondersteunen, onder meer door gerichte interventies in te zetten.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
2

Pasteels, Inge, i Dimitri Mortelmans. "Gescheiden en dan ? :Herpartneren in Vlaanderen anno 2010". Relaties en Nieuwe Gezinnen 3, nr 3 (31.03.2013): 1–66. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v3i3.18135.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
In deze bijdrage wordt het herpartneren na een scheiding uit een eerste huwelijk beschreven. Met gegevens van “Scheiding in Vlaanderen” verzameld bij 1192 mannen en 1448 vrouwen gescheiden tussen 1981 en 2005, wordt vooreerst de timing van het herpartneren alsook de leefvorm waarvoor men kiest in postmaritale relaties, bestudeerd. We onderscheiden LAT‐relaties, ongehuwd samenwoonrelaties en tweede huwelijken. Daarna wordt de huidige partnerstatus van gescheidenen anno 2010 in kaart gebracht. Ten derde komt de mate waarin partners uit eerste huwelijken of postmaritale relaties gelijkend zijn aan bod. Vervolgens wordt de stabiliteit van LAT‐relaties of ongehuwde samenwoonrelaties na een eerste huwelijk bestudeerd. Een beschrijving van postmaritale relatietrajecten met aandacht voor relatierang en relatietype rondt deze bijdrage af. Alle analyses worden apart uitgevoerd voor mannen en vrouwen van verschillende scheidingscohorten. Abstract : Using surveydata of “Divorce in Flanders” for 1192 men and 1448 women, divorced between 1981 and 2005, we explore repartnering after a first divorce. Firstly, prevalence and timing of repartnering are examined. LAT‐relationships, unmarried cohabitation and remarriage are considered as different types of repartnering. Secondly, the current partner status for divorcees in 2010 is described. Homogamy in first marriages and in higher order relationships is the third topic in this article. At last, stability of postmarital relationships and partnership trajectories are explored. Data are analyzed using a cohort perspective and a gender perspective.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
3

Vanderheyden, Griet, i Dimitri Mortelmans. "Partnereffecten op de arbeidsmarktparticipatie van gescheiden vrouwen". Relaties en Nieuwe Gezinnen 3, nr 9 (30.09.2013): 1–22. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v3i9.18243.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
In dit artikel wordt gekeken naar de mate waarin partners een invloed hebben op het vrouwelijke arbeidsaanbod. Vanuit de economische principes van specialisatie en economische behoefte verwachten we dat het arbeidsaanbod van vrouwen negatief beïnvloed wordt door de arbeidstroeven van hun partner. Deze verwachtingen worden in het huidige artikel in een echtscheidingscontext geplaatst. We bekijken de samenhang tussen de arbeidstroeven van de mannelijke partner en het vrouwelijke arbeidsaanbod, en maken hierbij een onderscheid naar ooit‐ en nooit‐gescheiden vrouwen. Er wordt immers verwacht dat het meemaken van een scheiding zorgt voor een onafhankelijkheidseffect, waarbij de arbeidstroeven van de partner minder van belang zullen zijn in het arbeidsbeslissingsproces. Met de data van Scheiding in Vlaanderen (SiV) kunnen we enkel associaties tussen beide partners vaststellen. Deze associaties kunnen mogelijk ook voortspruiten uit een verschillend partnerselectieproces voor ooit‐ en nooit‐gescheidenen. We vinden dat vrouwen met een partner met een hoger inkomen minder vaak werken. Dit geldt zowel voor ooit‐ als nooit‐gescheiden vrouwen. Vrouwen waarvan de partner een hoger opleidingsniveau of een hoger arbeidsaanbod heeft, blijken zelf ook vaker te werken indien het gaat om een eerste huwelijk (nooit‐gescheiden), maar minder vaak indien het gaat om een nieuwe relatie (ooit‐gescheiden). Partners in nieuwsamengestelde gezinnen zijn dus heterogener op vlak van hun arbeidsaanbod en ‐troeven. Abstract : This article is about the influence of partners on women’s labour supply. Based on economic principles, we expect women’s labour supply to be negatively influenced by their partner’s labour market resources. In the current article, this association is analysed in a divorce context. We expect the labour supply of never‐divorced women to be more negatively affected by the labour market resources of their partners than the labour supply of repartnered women who experienced a divorce. Put differently, we expect the labour supply of ever‐divorced women to be less dependent upon their partner’s labour market resources. We determine some associations with data from Divorce in Flanders (DiF). Next to differences in partner effects, these associations can also be attributed to differences in the partner selection process between never‐divorced and ever‐divorced women. We find that women with a high‐income partner tend to work less often, regardless of having experienced a divorce. If their partner works more or has a higher educational level, never‐divorced women tend to work more often themselves. Ever‐divorced women, on the other hand, tend to work less often if their new partner works more or is higher educated.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
4

Botterman, Sarah, Katrien Sodermans i Koen Matthijs. "Het sociaal leven van gescheiden ouders : wat is de rol van de verblijfsregeling ?" Relaties en Nieuwe Gezinnen 3, nr 5 (31.05.2013): 1–23. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v3i5.18138.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Het is geweten dat het hebben van een partner en kinderen een effect heeft op iemands sociale leven. Maargeldt dat ook voor gescheiden ouders? Zij hebben immers een ex‐partner en eventueel een nieuwe partner, en zehebben ook een specifieke verblijfsregeling die in acht genomen kan worden. De focus ligt in dit artikel op degedeelde verblijfsregeling die recent door de Belgische wetgever naar voren werd geschoven. Data van hetScheiding in Vlaanderen‐onderzoek wordt gebruikt, waarin 1.506 gescheiden ouders werden geïnterviewd in2009 en 2010. De resultaten tonen aan dat vooral gescheiden ouders binnen een gedeelde verblijfsregeling hunsociaal leven op peil houden en sociaal geïntegreerd blijven. Deze gescheiden co‐ouders participeren meer insociale activiteiten en onderhouden beter hun sociale contacten. Abstract : Social life is fostered by having a partner and children that create interactions and generate socialnetworks. For divorced parents, the question is whether these positive relationships remain. It isimportant to consider custody arrangements in this case. The research question is how custody ar‐rangements affect divorced parents’ possibilities to participate in social activities and to maintaintheir social contacts. Focus is placed on the recent post‐divorce parenting model of joint physicalcustody, taking Belgium as a pioneer case study. Data from the Divorce in Flanders survey of 2009‐2010 are used (N = 1,506 divorced parents). Results show that joint physical custody helps divorcedparents to stay socially integrated. They engage in more social activities and maintain their socialnetworks.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
5

Gubbels, Ivo, A. P. De Man i Nadine Roijakkers. "Marktconvergentie en alliantievorming in de Nederlandse telecommunicatie- en media-industrie". Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 85, nr 5 (1.05.2011): 284–93. http://dx.doi.org/10.5117/mab.85.16940.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Dankzij digitalisering en liberalisering ontstaat convergentie tussen voorheen gescheiden sectoren. Deze convergentie kan organisatorisch onder meer gerealiseerd worden door het gebruik van allianties. Dit artikel onderzoekt hoe een bepaald type convergentie wordt gerealiseerd met behulp van verschillende allianties. Wij concluderen dat allianties inderdaad worden ingezet voor convergentie, dat convergentie plaatsvindt tussen bestaande markten en rondom creatie van nieuwe markten, maar dat geen verschillende alliantievormen worden gebruikt voor deze twee vormen van marktconvergentie.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
6

Prole, Dragan. "Historicity: Heidegger's rejection of world history". Zbornik Matice srpske za drustvene nauke, nr 120 (2006): 147–73. http://dx.doi.org/10.2298/zmsdn0620147p.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
(nemacki) Heideggers Abhandlung ?ber die Geschichtlichkeit beruht auf der Ablehnung des Begriffs der Geschichte, beziehungsweise Hegels Begriffs der Weltgeschichte. Die Rechtfertigung dieser Korrektur wurde in unverzichtbarer Opposition zwischen der Erkentnnis der Geschichte und der Befragung des geschichtlichen Seins gefunden, wessen eigene Struktur in der egsistentiell-zeitlichen M?glichkeit des Geschehens liegt. Die Voraussetzungen dieser Rechtfertigung verlegen sich auf zwei Richtungen. Die erste bezieht sich auf die Destruktion der ontologischen Gleichberechtigung der Geschichte und Zeit, die im Standpunkt ausgesagt wurde, dass das Dasein nicht zeitlich sei, weil es in der Geschichte zentriert wurde, sondern es sei geschichtlich, weil der Grund seines Seins zeitlich ist. Die zweite Richtung der Rechtfertigung hat als Ziel die Absurdit?t des traditionellen Nachdenkens ?ber die Geschichte zu zeigen, das auf den unakzeptablen Modalit?ten der Ineinandersetzung der Gegenwart und der Vergangenheit beruhte, aus denen die Zukunft ausgeschlossen bleibt, oder nimmt das Stigma des Planens an beziehungweise der unauthentischen Antitipation. Nach Heideggers Meinung sind die Differenzen zwischen der geerbten Bestimmungen der Geschichte tats?chlich fiktiv und philosophisch irrelevant, da in ihrem Hintergrund dieselbe Uneigentlichkeit der linearen Zeitfolge liegt, welche die Zeitlichkeit des Daseins ignoriert, und auf diese Art und Weise den Zugang zum Deisen angemessene Artikulation des geschichtlichen Seins blockiert. Der Aufsatz thematisiert die innere Grenzen solchen Standpunkt.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
7

Duffhues, Piet, i Sanne Van Oirschot. "Zeggenschap in de publieke onderneming: empty voting, hidden ownership, securities lending en short selling". Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 85, nr 6 (1.06.2011): 306–16. http://dx.doi.org/10.5117/mab.85.17804.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Het stemrecht op aandelen in publieke ondernemingen is na een lange periode van betrekkelijke desinteresse opnieuw terug in de aandacht van ondernemingen, beleggers, toezichthouders, juristen, academische onderzoekers en wetgevers. Traditioneel hielden alleen ondernemingen zich via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) bezig met het regelen van het stemrecht. Sinds enkele jaren doen dat ook de financiële markten zelf en wel op afstand van de onderneming. Dit vindt plaats in de vorm van financiële transacties die als innovatief kunnen worden beschouwd waardoor het cashflowrecht wordt gescheiden van het stemrecht op aandelen (‘ontkoppeling’ en ‘vote trading’). Traditioneel zijn deze twee rechten gebonden aanwezig in aandelen. De implicaties van deze transacties plaatsen de leiding van ondernemingen en de wetgever voor grote afwegingsproblemen. Dit artikel concludeert dat er geen reden is om de nieuwe financiële transacties a priori af te wijzen omdat deze vaak zullen berusten op een economisch rationele grondslag. Omdat concurrentiebeperking en het onttrekken van ‘private benefits’ hoofddoelen van de stemmende aandeelhouder kunnen zijn, is echter waakzaamheid geboden. Desondanks bieden deze overwegingen geen steekhoudend argument tegen ontkoppeling, omdat dit motief even goed leidend kan zijn wanneer cashflow- en zeggenschapsrechten niet gescheiden zijn.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
8

Symoens, Sara, i Piet Bracke. "Echtscheiding, conflict en mentale gezondheid : hoe conflict met de ex- en nieuwe partner gerelateerd is aan welzijn na scheiding". Relaties en Nieuwe Gezinnen 2, nr 1 (28.02.2012): 1–19. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v2i1.18089.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Veranderingen in sociale relaties kunnen een substantiële invloed hebben op het welbevinden van ex-partners na echtscheiding. In dit onderzoek wordt conflict in intieme relaties met zowel de nieuwe partner als de ex-partner bestudeerd, en de relatie tussen conflict en een waaier van zowel positieve als negatieve indicatoren van mentale gezondheid. De data van het project ‘Scheiding in Vlaanderen’ worden gebruikt. Analyses worden uitgevoerd op een subsample van 908 gescheiden mannen en vrouwen. In vergelijking met het voorbije huwelijk, wordt in huidige ex-partnerrelaties weinig conflict gerapporteerd. Is er toch conflict, dan gaat dit voor zowel mannen als vrouwen gepaard met een lager welzijn, maar vooral voor vrouwen. Hetzelfde geldt voor conflict met de nieuwe partner. Meest opvallend is dat partnerrelaties van centraal belang blijven voor de identiteit van mannen en vrouwen. Zij in een nieuwe partnerrelatie zijn gemiddeld immers meer tevreden en minder ongelukkig dan alleenstaanden, zelfs indien veel conflict gerapporteerd wordt. Tenslotte blijken gescheiden vrouwen, maar niet mannen, wiens voorbije huwelijk veel conflict kende doorgaans meer tevreden met hun leven te zijn. Abstract : Changes in social relations can have a substantial impact on the wellbeing of ex-partners after divorce. This research focusses on conflict in initimate relationships with both a new partner as with the ex-spouse, and its relationship with a broad array of indicators of both negative and positive mental health. The data of the project “Divorce in Flanders” is used. Analyses are conducted on a subsample of 908 divorced men and women. Compared to the last year of marriage, only little conflict is reported in current relations between exspouses. If there is conflict, this is associated with lower wellbeing, though more pronounced for women. The same holds for conflict with the new partner. Remarkable is that partnerrelationships are still of central importance for the identity of men and women: those who have a new partner are in general more satisfied and less unhappy, even if this relationship is characterised by conflict. Finally, divorced women, but not men, whose prior marriage was characterised by high conflict, are in general more satisfied with their lives.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
9

Theunis, Lindsay, Maaike Jappens, Bente Vandenbroeck i Jan Van Bavel. "Voor eeuwig en altijd ? : Houdingen omtrent huwen en scheiden bij Vlaamse jongeren met gehuwde en gescheiden ouders". Relaties en Nieuwe Gezinnen 5, nr 1 (31.03.2015): 1–24. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v5i1.18257.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Op basis van antwoorden van 874 jongeren (14‐ t.e.m. 25‐jaar) in de survey ‘Scheiding in Vlaanderen’ (N = 874) onderzochten we verschillen in de houdingen ten aanzien van huwen en scheiden tussen jongeren met gehuwde en jongeren met gescheiden ouders. Daarnaast gingen we ook na of de mate van ouderlijk conflict en de kwaliteit van de ouder‐kindrelaties een rol spelen en zoomden we dieper in op verschillen in houdingen binnen de groep echtscheidingsjongeren. Vooral de echtscheiding op zich blijkt van belang te zijn: jongeren met gescheiden ouders willen vaker niet trouwen, schatten hun eigen echtscheidingskans hoger in en nemen liberalere houdingen aan ten opzichte van het huwelijk dan jongeren waarvan de ouders nog steeds gehuwd zijn. Verschillen tussen echtscheidingsjongeren onderling worden voornamelijk verklaard door de verblijfsregeling en de mate waarin de jongere nog steeds geraakt wordt door de echtscheiding. Abstract : Based on data obtained from 14 to 25 year olds in the survey ‘Divorce in Flanders’ (N = 874), we investigated the relationship between adolescents’ attitudes towards marriage and divorce and the marital status of their parents. We also examined whether parental conflict and parent‐child relationships play a role and we took a closer look at differences within the group of adolescents with divorced parents. Parental divorce as such appeared to be a major factor: adolescents from dissolved families are less willing to marry, perceive their chance of ever getting divorced as higher and have more liberal attitudes towards marriage than adolescents from intact families. Differences among children of divorce are related to the residence arrangement and to the way they are coping with the divorce.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
10

Van Den Mosselaar, Coen, i Patrick Klijnsmit. "Opvattingen over accountants na de crisis". Maandblad Voor Accountancy en Bedrijfseconomie 87, nr 7/8 (1.08.2013): 295–306. http://dx.doi.org/10.5117/mab.87.20902.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
In de afgelopen jaren heeft de reputatie van het accountantsberoep veel te verduren gehad. De rol van de accountant tijdens de financiële crisis wordt publiekelijk bekritiseerd. De maatschappij lijkt meer van de accountant te verwachten dan deze in het verleden heeft kunnen of moeten leveren. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre de perceptie over de kwaliteit van het accountantsberoep verschilt tussen big 4- en non-big 4-accountants, welke onderliggende factoren deze perceptie beïnvloeden en wat de impact van de financiële crisis op deze beeldvorming is geweest. Hierbij is het perspectief gekozen van non-big 4-cliënten, waarbij onderzocht is in hoeverre de beeldvorming over ‘hun’ accountant afwijkt van de beeldvorming over de big 4-accountant. De uitkomsten van het onderzoek schetsen een vrij positief beeld van de accountant in het algemeen en van de ‘eigen’ accountant in het bijzonder. Hierbij lijkt de deskundigheid van een accountant buiten discussie te staan, maar lijken zaken zoals integriteit en onafhankelijkheid, met name ten aanzien van de big 4-accountant, een aandachtspunt. De uitkomsten suggereren verder dat de perceptie ten aanzien van big 4- en non-big 4-accountant duidelijk gescheiden is, waarbij via een spill-over effect incidenten rondom het ene type accountant de beeldvorming ten aanzien van het andere type accountant in afgezwakte vorm kunnen beïnvloeden.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
11

Havermans, Nele, Sofie Vanassche i Koen Matthijs. "De invloed van ouderlijke echtscheiding op schoolloopbanen". Relaties en Nieuwe Gezinnen 3, nr 12 (31.12.2013): 1–25. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v3i12.18246.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
In dit onderzoek wordt de invloed van een echtscheiding op drie scharniermomenten in de schoolloopbaan van kinderen onderzocht aan de hand van data van het onderzoeksproject Scheiding in Vlaanderen. De resultaten tonen aan dat kinderen van gescheiden ouders significant minder kans hebben om een ASO‐richting te volgen in het secundair onderwijs en om een diploma hoger onderwijs te behalen. De effecten van een echtscheiding op de onderwijsuitkomsten van kinderen verschillen naargelang het opleidingsniveau van ouders: kinderen van laagopgeleide ouders ondervinden een sterker negatief effect van een echtscheiding op hun schoolloopbaan dan kinderen van hoogopgeleide ouders. Leerlingen die reeds een moeilijkere positie hebben in het onderwijs, lopen hierdoor het risico nog verder achterop te geraken. De resultaten benadrukken de nood aan meer aandacht voor de thuissituatie van kinderen in het Vlaams onderwijsbeleid. Abstract : The influence of divorce on three key moments in children’s educational careers is investigated in this article. Data of the research project Divorce in Flanders are used to investigate this relationship. The results demonstrate that children of divorced parents have a lower probability of following a general track in secondary school and attaining a degree of higher education. Further, the results show that the effects of divorce on the educational outcomes of children differ according to parents’ educational level. Children of lower educated parents are more negatively affected by a parental divorce than children of high educated parents. So, to put it differently, children who already struggle more in school on average, risk even more difficulties when parents divorce. The results stress the need for more policy attention for children’s family life.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
12

Colman, Elien, Veerle Buffel i Piet Bracke. "Het contacteren van professionele hulpverleners omwille van sociale of emotionele problemen bij net‐gehuwde en net‐samenwonende koppels : de rol van partner- en relatiekenmerken". Relaties en Nieuwe Gezinnen 3, nr 8 (31.08.2013): 1–26. http://dx.doi.org/10.21825/reng.v3i8.18242.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Onderzoek naar de determinanten van het gebruik van professionele hulpverlening omwille van sociale en emotionele problemen heeft zich tot nu toe hoofdzakelijk geconcentreerd op het belang van individuele kenmerken. In deze bijdrage gaan we na of het zorggebruik van net‐gehuwde en net‐samenwonende mannen en vrouwen (N=798 koppels) ook beïnvloed wordt door hun partner, hun relatie (duur, gezondheidsgerelateerde steun en conflict) en het verbreken van een eerdere samenwoonrelatie. We vinden geen directe invloed van intieme relaties bij mannen, maar bij vrouwen vinden we dat diegenen die ooit gescheiden zijn en diegenen die veel conflicten hebben met hun partner een minder goede mentale gezondheid hebben en bijgevolg een grotere kans hebben om een professionele hulpverlener gecontacteerd te hebben. Uit de resultaten blijkt ook dat, los van de behoefte aan hulp, vrouwen minder vaak een professionele hulpverlener contacteren, naargelang ze langer samenwonen met hun partner. Het belang van deze resultaten voor verder onderzoek en het beleid worden besproken. Abstract : Although the literature on determinants of health care use has traditionally been concentrating on individual determinants, the couple can also be considered as an important entity in the study of mental health care use. We examine how the mental health care use of recently cohabiting or newlywed men and women (N=798 couples) is influenced by the mental health care use of their partner, characteristics of their relationship (years living together, health‐related support, conflict) and a broken cohabiting relationship. We find no direct effects of intimate relationships on men’s mental health care use. Among women, results show that those who have ever been separated and those who have more conflicts with their partner have a higher health care use, which can be attributed to their higher need for care. Results also show that the longer women live with their male partner, the less mental health care they consume.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
13

Matthijs, Koenraad. "Hertrouwen of samenwonen na echtscheiding: een statusintegratiehypothese". Generaties en gezinnen: hun reilen en zeilen sedert de jaren zestig 8, nr 2-3 (20.05.1987). http://dx.doi.org/10.21825/sociologos.85976.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
De opzet van het onderzoek is na te gaan welke factoren bepalen dat iemand na echtscheiding hertrouwt, dan wel samenwoont, dan wel noch hertrouwt, noch samenwoont. Het onderzoek werd in 1983 uitgevoerd bij 766 in 1978 gescheiden personen. De kansen op hertrouw, respectievelijk samenwonen, worden geëvalueerd aan de hand van proportionale hazardmodellen en loglineaire analyse. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de effecten van kindertal en leeftijd.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
14

Kommers, J. Hans. "'Wir tun nichts Gutes, wobei wir nicht sündigen': De heiliging in de verkondiging binnen de gereformeerde kerk in het 19e eeuwse Wuppertal". In die Skriflig/In Luce Verbi 46, nr 1 (14.09.2012). http://dx.doi.org/10.4102/ids.v46i1.48.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
In de turbulente jaren van het midden van de 19e eeuw opponeerde de prediker Hermann Friedrich Kohlbrügge (1803−1875) tegen het optimistische vooruitgangsgeloof van zijn tijd, met zijn reformatorische verkondiging waarin Jezus Christus in het midden van de verkondiging werd gezet. In zijn preken schilderde hij niet met waterverf; een natte spons erover en alles was weg, maar zijn woorden haakten in harten en gewetens van zijn toehoorders. Juist op het ‘doen’ in het geloof legde hij accenten, waar tot op deze dag nog over gesproken wordt. Hoe zit het? Een christen doet goede werken en is volkomen in Christus en dan toch: ‘Wir tun nichts Gutes, wobei wir nicht sündigen’ (Kohlbrügge 1903:33). De concrete, praktische zaken van het leven worden bij hem niet geplaatst in de ervaringswereld van de toehoorders, kortom, dichter bij hun leven, maar toehoorders en hun werkelijkheid worden gezien in het licht van de opgestane Christus. Hoe voorkomen wij dat ons kader wordt scheefgetrokken waarin het menselijke en het geestelijke gescheiden wordt? Heiliging vraagt om een geïntergreerd leven.‘Wir tun nichts Gutes, wobei wir nicht sündigen’: The sanctification in the ministry within the Reformed church in the 19th century Wuppertal. In the turbulent years of the mid–19th century the preacher Hermann Friedrich Kohlbrügge (1803–1875) stood up against the prevailing opinion of an optimistic feel good religion with a biblical preaching in which Jesus Christ is glorified. When he preached, he did not portray with a pencil, which can be erased easily. His words were engraved in the hearts and conscience of the people listening to him. His way of highlighting the ‘deeds’ in Christian belief, are issues people still discuss today. This is how he sees it: a Christian does good deeds and is completely sanctified in Christ, yet ‘Wir tun nichts Gutes, wobei wir nicht sündigen’ (Kohlbrügge 1903:33). The practical and modern day issues of life are not placed in the experienced way people were used too, but the reality is being shown in the light of the Risen Lord. How do we prevent our framework from being pulled into the wrong direction? A direction in which the human and spiritual is separated. Sanctification means an integrated life.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
15

Van Hove, Hildegarde. "Het subcultureel decor van de levensverhalen van een aantal Vlaamse lesbiennes". Tijdschrift voor Sociologie 15, nr 1 (20.02.1994). http://dx.doi.org/10.21825/sociologos.86186.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Dit artikel handelt over de vorming van zelfbeelden bij Vlaamse lesbiennes en de rol die de lesbische subcultuur daarin speelt. Het concrete proces van betekenisgeving wordt bestudeerd. Deze probleemstelling is gerezen in de loop van een kwalitatief onderzoek waar de fases van dataverzameling en -analyse niet strikt gescheiden werden, maar gelijktijdig verliepen. Er werd vastgesteld dat er opvallend weinig overeenkomst bestond tussen de zelfbeelden van de verschillende respondenten, hoewel ieder verhaal afzonderlijk wel mooi in elkaar zat en het proces van betekenisgeving ten dele te reconstrueren was. Die vaststelling nodigde uit om het specifieke in elke verhaal te bekijken en deed de vraag rijzen of er in wetenschappelijk onderzoek naar identiteitsvorming bij homosexuelen niet vaak te sterk abstractie wordt gemaakt van de concrete betekenisgeving. Regelmatig wordt er immers geschetst hoe een homosexuele identiteit doorheen verschillende fases tot stand zou komen, of worden er bepaalde identiteitstypes beschreven (Ponse, 1978; Schreurs, 1986; Kitzinger, 1987; Jenness, 1992). De lesbische subcultuur zou hier een belangrijke rol in speien. De specifieke vraag naar de impact van de lesbische subcultuur kan verder ook begrepen worden in relatie tot de Stelling dat de subculturele ideeën bij wijze van spreken een 'tegengif zouden vormen tegen de negatieve betekenissen die er in de dominante cultuur aan lesbiennes worden gekoppeld (Schreurs, 1986: 19-21; 63-64; Jennes, 1992; 67; 72-73). Zonder aan de manier waarop een lesbienne zich verhoudt tot de subcultuur bepaalde persoonlijkheidstypes of ontwikkelingsfases te koppelen wordt er gekeken naar de concrete (her-)interpretaties van de subculturele ideeën. Er zal eerst worden ingegaan op de concepten zelfbeeld, lesbiennes, achtergrond van een zelfbeeld, en lesbische subcultuur, zonder evenwel volledig abstractie te maken van het concrete onderzoek. Vervolgens wordt de onderzoeksmethode toegelicht. Aan de hand van concrete levensverhalen wordt er dan ingegaan op het proces van betekenisgeving en de mate waarin de subcultuur hier een rol in speelt. Tenslotte worden in het besluit de verschillende conclusies in verband met dit proces van betekenisgeving samengebracht.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
16

de Lange, Rob, Hans Schuman i Nicolina Montesano Montessori. "Repliek". KWALON 18, nr 3 (1.09.2013). http://dx.doi.org/10.5117/2013.018.003.059.

Pełny tekst źródła
Streszczenie:
Allereerst willen we opmerken dat het ons goed doet dat het boek goed (en kritisch) gelezen wordt, zoals nu door Ronald Hoekstra. We vinden het ook een uitstekend idee van KWALON om op deze manier de discussie over praktijkgericht onderzoek te stimuleren. Het stimuleren van de dialoog over praktijkgericht onderzoek was voor ons een van de belangrijke redenen om het boek te schrijven.We beginnen bij het eind, waar Hoekstra verzucht: ‘Laten we (...) gewoon van “toegepast onderzoek” (...) spreken.’ In toenemende mate wordt er in kringen van reflectieve professionals gesproken van praktijkgericht onderzoek en met goede redenen. Ook de HBO-raad pleit expliciet voor het gebruik van de term praktijkgericht onderzoek. Meer dan de inmiddels wat sleetse term ‘toegepast onderzoek’ geeft die benaming aan dat de professionele praktijk het uitgangspunt én richtpunt is van dit onderzoek. De methodologische logica op zichzelf is niet anders dan die van andere ‘soorten’ wetenschappelijk onderzoek, alleen deze principiële oriëntatie, deze inbedding, is kenmerkend en onderscheidend. En daarmee wordt het ook een belangrijke identiteitsbepaler van hogescholen, waar zich thans in rap tempo een onderzoekstraditie vestigt met een eigen gezicht, die geen aftreksel wil zijn van wat er op universiteiten gebeurt, maar zelfbewust een eigen niche definieert. De term ‘toegepast onderzoek’ past bij een andere traditie, waarbij we – terzijde – voorstanders van deze benaming graag uitdagen om aan te geven wat er nu eigenlijk op wat wordt toegepast. Onderzoek ‘toegepast’ op de praktijk? Maar dat is nu juist het soort dichotomie waar we vanaf willen.Dan de kwestie van de paradigma’s en het standpunt dat praktijkgericht onderzoek vooral zal plaatsvinden vanuit het interpretatieve en/of emancipatorische paradigma. We wilden ons daarmee niet bekennen tot één richting onder uitsluiting van andere. We willen in die zin uitdrukkelijk pluralistisch zijn. Het boek legt daar ook uitgebreid getuigenis van af. Naast de interpretatieve, kwalitatieve benadering wordt er uitgebreid aandacht besteed aan bijvoorbeeld positivistische, kwantitatieve benaderingen. Er wordt relatief veel plaats ingeruimd voor kwantitatieve analyse en statistische technieken. Het boek omvat een uitgebreide discussie over dit onderwerp, laat argumenten zien van voor- en nadelen van evidence-based praktijkonderzoek, introduceert de term practice-based evidence en presenteert de effectladder van Van Yperen (p. 146-148) als een graduele tussenweg in deze discussie en een zinvol instrument om haalbare effecten vast te stellen en te meten. Dus wij delen niet de opvatting dat het positivistische paradigma er bekaaid af komt, integendeel. Maar wie zich de werkelijkheid van de professional in zijn dagelijkse praktijk tracht voor te stellen – met name in de praktijk van onderwijs, zorg, hulp- en dienstverlening en dergelijke, een belangrijk referentiekader voor deze auteurs en hun studenten – begrijpt dat in de meeste situaties de interpretatieve/emancipatorische benadering het meest voor de hand ligt. Daar zal het vaak gaan om de persoonlijke interactie met leerlingen, cliënten of collega’s en ligt een empirisch-analytische toetsing van de nulhypothese minder voor de hand. Maar we sluiten die ook weer niet voor eens en voor altijd uit. Omgekeerd pleiten wij ervoor dat praktijkgerichte onderzoekers die menen te moeten kiezen voor een positivistisch paradigma die keuze evenzeer verantwoorden.Opmerkelijk is dat Hoekstra’s werkervaring op de universiteit hem doet besluiten dat het boek te hoog gegrepen zou zijn voor studenten van het hbo. Dat is niet onze ervaring. In de evaluaties die wij hebben gehouden, blijkt dat het boek hogelijk gewaardeerd wordt door deze doelgroep en door hun docenten. ‘De student’ die ons voor ogen stond bij het schrijven (en die wij ook uit eigen ervaring jarenlang kennen) is de hbo-masterstudent. Dat zijn bijna allemaal mensen die al enige jaren in de praktijk werkzaam zijn en die een bacheloropleiding hebben afgerond. Bij de Hogeschool Utrecht wordt het boek bijvoorbeeld gebruikt in de masteropleiding Leren en Innoveren, de reguliere masteropleidingen en bij de Leergang van de Academische Opleidingsscholen. Studenten en docenten werken er met veel plezier mee en geven aan er goed mee uit de voeten te kunnen.Een punt van onderlinge discussie voor ons was wel of we moesten beginnen met een – inderdaad wat theoretische – relatief uitgebreide uiteenzetting van de verschillende paradigma’s die in het sociaalwetenschappelijk onderzoek opgeld doen. Enerzijds waren we bang dat de student die het boek van voor naar achter als studieboek zou gaan doorlezen hierdoor mogelijk ontmoedigd zou raken. Anderzijds is er de logische noodzaak om de verschillende onderzoeksstrategieën en -methoden van meet af aan uit te bouwen vanuit hun diepere filosofische wortels waarnaar regelmatig terugverwezen kan worden. We zijn van mening dat er voor het onderwijs in methoden en technieken van onderzoek voor het hbo te veel how-to, hands-on boeken bestaan, die aan die diepere gelaagdheid voorbijgaan en daarmee uiteindelijk hun lezers geen dienst bewijzen. Het doet denken aan het door Rang gemunte concept uitsluiting door participatie. We hebben getracht dit ‘dilemma’ te ondervangen door in de inleiding aan te geven dat het boek goed als naslagwerk te gebruiken is en niet per se van kaft tot kaft doorgewerkt dient te worden. De begeleidende docent kan daarin een gidsende rol spelen.We nemen Hoekstra’s opmerkingen over de doorwerking van onderzoek ter harte. We zouden ons ervan af kunnen maken door te wijzen op het gegeven dat in veel van de door ons besproken onderzoeksstrategieën, zoals met name bij actieonderzoek en ontwerponderzoek, deze ‘doorwerking’ een inherent en onontkoombaar onderdeel is van het proces. Bij onze bespreking van actieonderzoek wordt expliciet ingegaan op veranderingsprocessen en de aspecten die daarin belemmerend dan wel faciliterend kunnen werken. Bij praktijkgericht onderzoek en de reflectieve professional zoals wij die voor ogen hebben, vormen praktijk, onderzoek, evaluatie, ontwikkelen, innovatie en feedback van de betrokkenen één geheel. Misschien is het juist inherent aan ‘toegepast onderzoek’ dat onderzoeker en onderzochte gescheiden zijn, verschillende belangen vertegenwoordigen en derhalve betrekkelijk weinig boodschap hebben aan elkaar. Maar ook voor ons kan het geen kwaad om nog eens goed te kijken naar wat Hoekstra ‘doorwerking’ noemt.Het is in zekere zin wel jammer dat Hoekstra zo kapitaliseert op het positivisme en toegepast onderzoek. Relevanter in onze ogen zijn de vele schakeringen die in het boek zijn aangebracht, zoals de wisselwerking tussen de regulatieve en de empirische cyclus, de mogelijkheid om in een onderzoek je niet alleen te richten op wat observeerbaar is, maar ook op wat zich onder het zichtbare niveau afspeelt en de behandeling van de keuzes die de onderzoeker moet maken en verantwoorden om tot een eenduidig, voorlopig ontwerponderzoek te komen. Dan hebben we het nog niet over de bespreking van de ethische kanten van praktijkonderzoek en de verschillende rollen die de onderzoekers in dit verband dienen te spelen.In elk geval zijn we erkentelijk voor de kritische bespreking van ons werk. We werken aan een nieuwe druk en kunnen elk serieus commentaar goed gebruiken.
Style APA, Harvard, Vancouver, ISO itp.
Oferujemy zniżki na wszystkie plany premium dla autorów, których prace zostały uwzględnione w tematycznych zestawieniach literatury. Skontaktuj się z nami, aby uzyskać unikalny kod promocyjny!

Do bibliografii