Letteratura scientifica selezionata sul tema "Stadsarchief te Antwerpen (Belgium)"

Cita una fonte nei formati APA, MLA, Chicago, Harvard e in molti altri stili

Scegli il tipo di fonte:

Consulta la lista di attuali articoli, libri, tesi, atti di convegni e altre fonti scientifiche attinenti al tema "Stadsarchief te Antwerpen (Belgium)".

Accanto a ogni fonte nell'elenco di riferimenti c'è un pulsante "Aggiungi alla bibliografia". Premilo e genereremo automaticamente la citazione bibliografica dell'opera scelta nello stile citazionale di cui hai bisogno: APA, MLA, Harvard, Chicago, Vancouver ecc.

Puoi anche scaricare il testo completo della pubblicazione scientifica nel formato .pdf e leggere online l'abstract (il sommario) dell'opera se è presente nei metadati.

Articoli di riviste sul tema "Stadsarchief te Antwerpen (Belgium)"

1

Sels, Liselotte. "Emruz". Forum+ 25, n. 3 (1 novembre 2018): 4–13. http://dx.doi.org/10.5117/forum2018.3.sels.

Testo completo
Abstract (sommario):
Nieuwe muziek in Iran is aan een sterke heropleving bezig. Een generatie jonge componisten maakt opnieuw aansluiting met de periode vóór de Iraanse Revolutie en met de Iraanse diaspora. Er is een momentum voor culturele emancipatie en artistieke samenwerking in een globaal kader. Dit artikel geeft een korte historische schets met aandacht voor de breuklijnen, het hedendaagse landschap en de band met België, vanuit het perspectief van het in 2017 gestarte tweejarig onderzoeksproject EMRUZ | VANDAAG: Nieuwe muziek uit Iran en de Iraanse diaspora (Koninklijk Conservatorium Antwerpen). De titel (‘emruz’ is Perzisch voor ‘vandaag’) drukt de intentie uit om het hedendaagse, up-to-date, frisse, levendige, grootstedelijke culturele Iran en zijn diaspora te exploreren en celebreren.New music is making a powerful comeback in Iran. A generation of young composers is reconnecting with the period before the Revolution and the Iranian diaspora. Cultural emancipation and artistic collaboration have built up a momentum that finds worldwide expression. This article provides a brief historical overview and looks at the fault lines, the contemporary scene and the link with Belgium from the point of view of the two-year EMRUZ | VANDAAG research project, subtitled “New Music from Iran and the Iranian Diaspora” (Antwerp Royal Conservatory. The title “Emruz”, which means today, expresses the desire to explore and celebrate the contemporary, up-to-date and lively urban culture of Iran and its diaspora.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
2

Clijsters, Edi. "Pleidooi ondergraaft wetenschap". WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 74, n. 1 (12 marzo 2015): 36–43. http://dx.doi.org/10.21825/wt.v74i1.12118.

Testo completo
Abstract (sommario):
ULB-historica Dr. Céline Préaux promoveerde met een studie waarin zij het lot van de Franstaligen in Antwerpen vergeleek met dat van Engelstaligen in Montréal, en beide beschouwde als “le déclin d'une élite”. Uit de theoretische hoofdstukken in Préaux' boek blijkt dat zij wel meer en recentere theoretische 'klassiekers' theeft doorgenomen; toch neemt zij als uitgangspunt het begrippenpaar 'Gesellschaft / Gemeinschaft' zoals de Duitse socioloog Tönnies (1855-1936) dat naar het eind van de 19de eeuw als analyse-schema vooropstelde, en dat – grof vereenvoudigd – kan worden herleid tot 'staat / volk'. In België gold decennia lang als ideaalbeeld dat de Vlaamse en de Franstalige 'Gemeinschaft' zich konden vinden in één 'Gesellschaft'. Preaux stelt zelfs dat de Franstalige elite in Vlaanderen het bindteken had kunnen zijn tussen beide componenten. Dat is niét gebeurd, vooral omdat de Franstalige elite in Vlaanderen haar geprivilegieerde positie bedreigd zag door de toenemende emancipatie van het Nederlands en de Nederlandstaligen, en zich daartegen bleven afzetten. Zodat in het laatste kwart van vorige eeuw een einde kwam aan 'la Flandre belge'. Dat is een merkwaardige – en onthullende – formulering, aangezien ze het vooroordeel lijkt te onderschrijven dat Belgisch gelijkstaat met Franstalig.________Plea undermines science ULB-historian Dr. Céline Préaux obtained her doctorate with a study in which she compared the fate of the French speakers in Antwerp with that of the English speakers in Montréal, and in which she considered both as “le déclin d'une élite”. The theoretical chapters in Préaux' book demonstrate that she had reviewed various and more recent ‘classical’ theoretical works; yet she uses as her the starting point the twin concepts of 'Gesellschaft / Gemeinschaft' that the German sociologist Tönnies (1855-1936) introduced towards the end of the 19th century as an analytical model. Greatly simplified this model may be reduced to the concept of ‘nation / people’. For decades there was an ideal concept in Belgium that the Flemish and the French speaking ‘Gemeinschaft’ could be unified in one ‘Gesellschaft’. Préaux even suggests that the French speaking elite in Flanders could have been the liaison between both components. This did not happen, in particular because the French speaking elite in Flanders viewed the increasing emancipation of Dutch and the Dutch speakers as a threat to their privileged position, which they continued to resist. For that reason 'la Flandre belge' ceased to exist during the last quarter of the last century. This is a peculiar - and revealing – statement, because it appears to subscribe to the prejudice that Belgian equals Francophone.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
3

Van Velthoven, Harry. "'Amis ennemis'? 2 Communautaire spanningen in de socialistische partij 1919-1940. Verdeeldheid. Compromis. Crisis. Eerste deel: 1918-1935". WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 77, n. 1 (4 aprile 2018): 27–72. http://dx.doi.org/10.21825/wt.v77i1.12007.

Testo completo
Abstract (sommario):
Na de Eerste Wereldoorlog en de invoering van het enkelvoudig stemrecht voor mannen werd de socialistische partij bijna even groot als de katholieke. De verkiezingen verscherpten de regionale en ideologische asymmetrie. De katholieke partij behield de absolute meerderheid in Vlaanderen, de socialistische verwierf een gelijkaardige positie in Wallonië. Nationaal werden coalitieregeringen noodzakelijk. In de Kamer veroverden zowel de socialisten als de christendemocratische vleugel een machtsbasis, maar tot de regering doordringen bleek veel moeilijker. Die bleven gedomineerd door de conservatieve katholieke vleugel en de liberale partij, met steun van de koning en van de haute finance. Eenmaal het socialistische minimumprogramma uit angst voor een sociale revolutie aanvaard (1918-1921), werden de socialisten nog slechts getolereerd tijdens crisissituaties of als het niet anders kon (1925-1927, 1935-1940). Het verklaart een toenemende frustratie bij Waalse socialisten. Tevens bemoeilijkte hun antiklerikalisme de samenwerking van Vlaamse socialisten met christendemocraten en Vlaamsgezinden, zoals in Antwerpen, en dat gold ook voor de vorming van regeringen. In de BWP waren de verhoudingen veranderd. De macht lag nu gespreid over vier actoren: de federaties, het partijbestuur, de parlementsfractie en eventueel de ministers. De eenheid was bij momenten ver zoek. In 1919 was het Vlaamse socialisme veel sterker geworden. In Vlaanderen behaalde het 24 zetels (18 meer dan in 1914) en werd het met 25,5% de tweede grootste partij. Bovendien was de dominantie van Gent verschoven naar Antwerpen, dat met zes zetels de vierde grootste federatie van de BWP werd. Het aantrekken van Camille Huysmans als boegbeeld versterkte haar Vlaamsgezind profiel. In een eerste fase moest Huysmans nog de Vlaamse kwestie als een vrije kwestie verdedigen. Zelfs tegen de Gentse en de Kortrijkse federatie in, die de vooroorlogse Vlaamsgezinde hoofdeis – de vernederland-sing van de Gentse universiteit – hadden losgelaten. Naar 1930 toe, de viering van honderd jaar België, was de Vlaamse beweging opnieuw sterker geworden en werd gevreesd voor de electorale doorbraak van een Vlaams-nationalistische partij. Een globale oplossing voor het Vlaamse probleem begon zich op te dringen. Dat gold ook voor de BWP. Interne tegenstellingen moesten overbrugd worden zodat, gezien de financiële crisis, de sociaaleconomische thema’s alle aandacht konden krijgen. Daarbij stonden de eenheid van België en van de partij voorop. In maart 1929 leidde dit tot het ‘Compromis des Belges’ en een paar maanden later tot het minder bekende en radicalere partijstandpunt, het ‘Compromis des socialistes belges’. Voortbouwend op de vooroorlogse visie van het bestaan van twee volken binnen België, werd dit doorgetrokken tot het recht op culturele autonomie van elk volk, gebaseerd op het principe van regionale eentaligheid, ten koste van de taalminderheden. Voor de Vlaamse socialisten kwam dit neer op een volledige vernederlandsing van Vlaanderen, te beginnen met het onderwijs en de Gentse universiteit. Niet zonder enige tegenzin ging een meerderheid van Waalse socialisten daarmee akkoord. In ruil eisten zij dat in België werd afgezien van elke vorm van verplichte tweetaligheid, gezien als een vorm van Vlaams kolonialisme. Eentalige Walen hadden in Wallonië en in nationale instellingen (leger, centrale besturen) recht op aanwerving en carrière zonder kennis van het Nederlands, zoals ook de kennis ervan als tweede landstaal in Wallonië niet mocht worden opgelegd. De betekenis van dit interne compromis kreeg in de historiografie onvoldoende aandacht. Dat geldt ook voor de vaststelling dat beide nationale arbeidersbewegingen, de BWP vanuit de oppositie, in 1930-1932 mee de invoering van het territorialiteitsbeginsel hebben geforceerd. Een tussentijdse fase C uit het model van Miroslav Hroch.________‘Frenemies’? 2Communitarian tensions in the Socialist Party 1919-1940. Division, Compromise. Crisis. Part One: 1918-1935After the First World War and the introduction of simple universal male suffrage, the Socialist Party was almost as large as the Catholic Party. Elections sharpened the regional and ideological asymmetry. The Catholic Party maintained an absolute majority in Flanders; the Socialists acquired a similar position in Wallonia. Coalition gov-ernments were a necessity at the national level. In the Chamber, both the Socialists and the Christian Democratic wing of the Catholics had a strong base of power, but entering in the government turned out to be much more difficult. Governments remained dominated by the conservative wing of the Catholic Party and by the Liberal Party, with support from the king and high finance. Once the Socialist minimum program had been accepted out of fear of a social revolution in the years 1918-1921, the Socialists were only tolerated in government during crises or in case there was no other possibility (1925-1927, 1935-1940). This explains an increasing frustration among Walloon Socialists. At the same time, Flemish Socialists’ anticlericalism hindered their cooperation with Christian Democrats and members of the Flemish Movement, as in Antwerp, and that also held true for the forming of national governments.In the Belgian Workers’ Party (BWP), balance had changed. Power now lay spread among four actors: the federations, the party administration, the parliamentary faction, and sometimes, government ministers. Unity was sometimes hard to find. In 1919 Flemish socialism became much stronger. In Flanders it took 25 seats (18 more than in 1914) and, with 25.5% of the vote, was the second-largest party. In addition, the centre of gravity moved from Ghent to Antwerp, which with six seats became the fourth-largest federation in the BWP. Camille Huysmans’s appeal as the figurehead strengthened its profile with regard to the Flemish Movement. At first, Huysmans had to defend the treatment of the Flemish Question as a matter of individual conscience for party members, even against the Ghent and Kortrijk federations, which had abandoned the foremost pre-war demand of the Flemish Movement, the transformation of the University of Ghent into a Dutch-language institution. As 1930, the centenary of Belgium, approached, the Flemish Movement became stronger once again and an electoral breakthrough by a Flemish nationalist party was feared. An overall solution to the Flemish problem was pressing, also in the BWP. Internal divisions needed to be bridged in order to give full attention to socioeconomic questions, in light of the financial crisis. The unity of Belgium and of the party came first and foremost. In 1929 this led to the ‘Compromis des Belges’ (Compromise of the Belgians) and a few months later to the lesser-known but more radical position of the party, the ‘Compromise of the Belgian Socialists’. Building on the pre-war vision of the existence of two peoples within Belgium, this point of view was imbued with the right of each people to cultural autonomy, based on the principle of regional monolingualism, at the expense of linguistic minorities. For Flemish socialists this came down to a full transformation of Flanders into a Dutch-speaking society, beginning with education and the University of Ghent. The majority of Walloon socialists went along with this, though not without some reluctance. In return, they demanded the elimination of any form of required bilingualism in Belgium, which they saw as a form of Flemish colonialism. In Wallonia and in national institutions (the army, the central administration), monolingual Walloons had a right to be recruited and have a career without a knowledge of Dutch, just as knowledge of Dutch as a second national language was not supposed to be imposed in Wallonia. The significance of this internal compromise has received insufficient attention in the historiography. The same observation applies to the finding that both national workers’ movements – the BWP from the ranks of the opposition – forced the introduction of the principle of territoriality in 1930-1932: an interim phase C of Miroslav Hroch’s model.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
4

Vanlandschoot, Romain. ""Onze toestand dwingt ons tot spreken." Brief van Cyriel Verschaeve an kardinaal Mercier — 6 augustus 1917". WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 77, n. 3 (11 dicembre 2019): 231–52. http://dx.doi.org/10.21825/wt.v77i3.15687.

Testo completo
Abstract (sommario):
De brief heeft van 1917 tot 2017 een merkwaardige geschiedenis gekend met betrekking tot de teksteditie. In deze bijdrage wordt de laatste, wetenschappelijke editie in de Open Brieven (Antwerpen, 2017) gevolgd.Een van de belangrijkste documenten uit de voorgeschiedenis van de brief is het essay 1830-1908, een ongepubliceerde tekst die door Lodewijk Dosfel in februari 1918 te Gent werd uitgegeven. Dit essay openbaart de opvattingen van Verschaeve over natie en staat, geheel verschillend van die van Mercier. De kapelaan volgde hier de Zuid-Afrikaanse generaal uit de Boerenoorlog, Christiaan De Wet, en de Luikse hoogleraar Emile de Laveleye. De voorbereidende stappen tot de brief zijn merkbaar in de dagboekaantekening van 25 januari 1915, gewijd aan de beroemde Patriotisme et Endurance (verzet tegen de Duitsers) en in die van 18 september 1916, over de twee politieke objectieven van Verschaeve: de vernederlandsing van de Gentse universiteit en de inrichting van de bestuurlijke scheiding.De eerste week van augustus 1917 voelde kapelaan Verschaeve zich bedreigd. Hij maakte zich zorgen over het uitblijven van het antwoord van koning Albert I op de Open Brief van 11 juli door de leiding van de Frontbeweging aan de vorst gestuurd en bij de soldaten verspreid. Bovendien was aan de top van de regering De Broqueville een wissel doorgevoerd: het Ministerie van Oorlog kwam in handen van Armand De Ceuninck, een hardvochtig generaal. Verschaeve vreesde het ergste voor hem en voor de soldaten.In die omstandigheden nam hij het initiatief om op eigen houtje een (tweede) open brief aan de koning te schrijven en een oud plan uit te voeren: een brief gericht aan paus Benedictus XV en een aan kardinaal-aartsbisschop Désiré Mercier.In het eerste deel van zijn brief sprak de kapelaan zijn grote bewondering uit voor de kardinaal en zijn verzet tegen de Duitse overweldiger. Vervolgens herinnerde hij aan de homilie van 21 juli 1916 in Sint-Goedele te Brussel over de betekenis van de soldaten aan de IJzer: ils sont nos sauveurs. En dat bracht hem vanzelf tot de beklagenswaardige situatie van de Vlaamse piotten, de spanningen in het leger en het repressieve optreden van de overheid. In het tweede deel trok Verschaeve scherp van leer tegen de aartsbisschoppelijke maatregel, met betrekking tot het activisme, de Duitse maatregel voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit en het doorvoeren van de bestuurlijke scheiding in België en de autonomie van Vlaanderen. Het zijn uitgesproken politieke statements van de kapelaan over de Vlaamse beweging.Met deze brief heeft Verschaeve Mercier willen counteren maar is daar niet in geslaagd. De brief is in oktober 1917 in Londen afgegeven aan de vertegenwoordiger van de kardinaal, Mgr. Antoon De Wachter. Of hij Mechelen heeft bereikt weten we niet. Wel werd de tekst aan het front verspreid. Verschaeve dacht daarbij een keerpunt te bewerkstellingen in de Frontbeweging en in de Vlaamse beweging in het algemeen.__________ “Our situation compels us to speak.” Cyriel Verschaeve’s Letter to Cardinal Mercier, 6 August 1917 From 1917 to 2017, this letter has had a noteworthy publishing history. This article follows the latest, scholarly edition in Open Brieven (“Open Letters”, Antwerp, 2017).One of the most important documents from the prehistory of this letter is the essay 1830-1908, an unpublished text that was issued by Lodewijk Dosfel in February 1918 in Ghent. This essays reveals Verschaeve’s views on nation and state, quite different from those of Mercier. Here, the chaplain follows the Afrikaner Boer War general, Christiaan De Wet, and the Liège university professor Émile de Laveleye. The preparatory steps toward the letter can be gleaned in his journal entry of 25 January 1915, dedicated to the well-known Patriotisme et Endurance (“Patriotism and Endurance”, an address of Mercier’s relating to resistance to the Germans) as well as in the entry pf 18 September 1916, about Verschaeve’s two political objectives: transforming the University of Ghent into a Dutch-speaking institution and establishing administrative separation.In the first week of August 1917, chaplain Verschaeve felt himself to be under threat. He worried about the lack of a response from King Albert I to the Open Letter of 11 July, which had been sent to the sovereign by the leadership of the Front Movement and spread among the soldiers. In addition, a change had recently taken place in the ranks of the De Broqueville government: the War Ministry came into the hands of Armand De Ceuninck, a stern general. Verschaeve now feared the worst for himself and for his soldiers.In these circumstances, he took the initiative on his own accord to write a (second) Open Letter to the king and to put an old plan into action: a letter to be sent to Pope Benedict XV and Cardinal-Archbishop Désiré Mercier.In the first half of his letter, the chaplain spoke of his great admiration for the cardinal and his resistance to the German usurper. Subsequently, he remembered the homily of 21 July 1916 at the Cathedral of Saint Gudula about the soldiers on the Yser: “they are our saviours”. This brought him right to the pitiable situation of the Flemish infantrymen, the tensions in the army and the repressive conduct of the government. In the second half, Verschaeve very angrily attacked the archbishop’s attitudes on topics such as Activism, the German measures for the transformation of the University of Ghent and the implementation of administrative separation in Belgium and autonomy for Flanders. These were outspoken political statements from the chaplain about the Flemish Movement.Verschaeve had wanted to counter Mercier but did not succeed in doing so. In October 1917, the letter was handed to the representative of the cardinal, Mgr. Antoon De Wachter. It is unknown whether it made it to Mechelen. The text was, however, spread at the front. In doing so, Verschaeve intended to bring about a turning point in the Front Movement and in the Flemish Movement in general.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
5

Van Velthoven, Harry. "'Amis ennemis'? 2 Communautaire spanningen in de socialistische partij 1919-1940. Verdeeldheid. Compromis. Crisis. Tweede deel: 1935-1940". WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 77, n. 2 (11 dicembre 2019): 101–48. http://dx.doi.org/10.21825/wt.v77i2.15682.

Testo completo
Abstract (sommario):
Rond 1910 werd in de BWP de Vlaamse kwestie een vrije kwestie. De ‘versmelting’ van twee volken in een ‘âme belge’, via tweetaligheid, werd afgewezen. Onder impuls van Huysmans beriep het Vlaamse socialisme zich op de idee van culturele autonomie: het recht op onderwijs in de moedertaal van de lagere school tot de universiteit en dus de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Daarmee behoorde het Vlaamse socialisme tot de voorhoede van de Vlaamse beweging. Het Waalse socialisme daarentegen verdedigde nog de superioriteit van het Frans en de mythe van een tweetalig Vlaanderen, en kantte zich tegen die Vlaamse hoofdeis.Tijdens de tweede fase (1919-1935) was de Vlaamse beweging verzwakt en het Vlaamse socialisme verdeeld. Huysmans slaagde er slechts met moeite in om een ongunstig partijstandpunt ter zake te verhinderen en de Vlaamse kwestie als een vrije kwestie te behouden. Het ‘Compromis des socialistes belges’ van november 1929 was gebaseerd op regionale eentaligheid en een minimale tweetaligheid in het leger en de centrale besturen. Het legde mee de fundamenten van de evolutie naar het beginsel van de territorialiteit inzake bestuur en onderwijs (1930 en 1932).Tijdens de derde fase (1935-1940) hield die pacificatie geen stand. Conflicten versterkten elkaar. De partijleiding kwam in handen van de Brusselaar Spaak en de Vlaming De Man, die met zijn Plan van de Arbeid in 1933 de BWP even uit de impasse had gehaald. Het ging om een nieuwe generatie die het socialisme een andere inhoud wilde geven: streven naar een volkspartij in plaats van klassenstrijd, een ‘socialisme national’, een autoritaire democratie als antwoord op een aanhoudende politieke crisis. Vooral aan Waalse kant werd daartegen gereageerd. Tevens werd de evolutie in het buitenlandse beleid, de zelfstandigheid los van Frankrijk, bekritiseerd. De Spaanse burgeroorlog en de eventuele erkenning van generaal Franco dreef de tegenstellingen op de spits. Voor het eerst had de partij met Spaak een socia-listische eerste minister (mei 1938-januari 1939). Hoewel alle socialisten tegen Franco waren, verschilden de Waalse socialisten van mening met de meeste Vlaamse socialisten over de vraag of de regering daarover moest vallen. Er was ook de tegenstelling over een al dan niet toenadering tot de christelijke arbeidersbeweging vanwege een dan noodzakelijke schoolvrede en een subsidiëring van de katholieke ‘strijdscholen’. Daarop entte zich de taalkwestie. In de Kamer viel de fractiecohesie terug tot 53%.De Vlaamse socialisten waren niet alleen veel sterker vertegenwoordigd in de fractie (40% in 1936), hun zelfbewustzijn nam ook sterk toe. Ze ergerden zich steeds meer aan het bijna exclusieve gebruik van het Frans in de fractie, in het partijbestuur en vooral tijdens congressen. Wie geen of weinig Frans kende, wilde niet langer als minderwaardig worden behandeld. Zeker als dat samenviel met een andere visie. Het eerste aparte Vlaams Socialistisch Congres ging door in maart 1937. Het wilde de culturele autonomie zo veel mogelijk doortrekken, maar keerde zich tegen elke vorm van federalisme, waardoor de Vlaamse socialisten in een klerikaal Vlaanderen een machteloze minderheid zouden worden. Bij de Waalse socialisten groeide de frustratie. Ze organiseerden aparte Waalse Congressen in 1938 en 1939. Ze benadrukten drie vormen van Vlaams imperialisme. De ongunstige demografische evolutie maakte een Vlaamse meerderheid in het parlement en politieke minorisering mogelijk. De financieel-economische transfers van Wallonië naar Vlaanderen verarmden Wallonië. Het verlies aan jobs voor ééntalige Walen in Wallonië en in Brussel was discriminerend. Dat laatste zorgde voor een francofone toenadering en een gezamenlijke framing. Het flamingantisme had zich al meester gemaakt van Vlaanderen, bedreigde via tweetaligheid nu de Brusselse agglomeratie, waarna Wallonië aan de beurt zou komen. Op 2 februari 1939 stonden Vlaamse en Waalse socialisten tegenover elkaar. De unitaire partij dreigde, naar katholiek voorbeeld, in twee taalgroepen uiteen te vallen. Zover kwam het niet. De wallinganten, die een politiek federalisme nastreefden, hadden terrein gewonnen, maar de meeste Waalse socialisten bleven voorstander van een nationale solidariteit. Mits een nieuw ‘Compromis’ dat met de Waalse grieven rekening hield. De mythe van het Vlaamse socialisme als Vlaams vijandig of onverschillig is moeilijk vol te houden. Wel ontstond na de Tweede Wereldoorlog een andere situatie. Tijdens de jaren 1960 behoorde de Vlaamse kwestie tot de ‘trein der gemiste kansen’ . Na de Eerste Wereldoorlog en de invoering van het enkelvoudig stemrecht voor mannen werd de socialistische partij bijna even groot als de katholieke. De verkiezingen verscherpten de regionale en ideologische asymmetrie. De katholieke partij behield de absolute meerderheid in Vlaanderen, de socialistische verwierf een gelijkaardige positie in Wallonië. Nationaal werden coalitieregeringen noodzakelijk. In de Kamer veroverden zowel de socialisten als de christendemocratische vleugel een machtsbasis, maar tot de regering doordringen bleek veel moeilijker. Die bleven gedomineerd door de conservatieve katholieke vleugel en de liberale partij, met steun van de koning en van de haute finance. Eenmaal het socialistische minimumprogramma uit angst voor een sociale revolutie aanvaard (1918-1921), werden de socialisten nog slechts getolereerd tijdens crisissituaties of als het niet anders kon (1925-1927, 1935-1940). Het verklaart een toenemende frustratie bij Waalse socialisten. Tevens bemoeilijkte hun antiklerikalisme de samenwerking van Vlaamse socialisten met christendemocraten en Vlaamsgezinden, zoals in Antwerpen, en dat gold ook voor de vorming van regeringen. In de BWP waren de verhoudingen veranderd. De macht lag nu gespreid over vier actoren: de federaties, het partijbestuur, de parlementsfractie en eventueel de ministers. De eenheid was bij momenten ver zoek. In 1919 was het Vlaamse socialisme veel sterker geworden. In Vlaanderen behaalde het 24 zetels (18 meer dan in 1914) en werd het met 25,5% de tweede grootste partij. Bovendien was de dominantie van Gent verschoven naar Antwerpen, dat met zes zetels de vierde grootste federatie van de BWP werd. Het aantrekken van Camille Huysmans als boegbeeld versterkte haar Vlaamsgezind profiel. In een eerste fase moest Huysmans nog de Vlaamse kwestie als een vrije kwestie verdedigen. Zelfs tegen de Gentse en de Kortrijkse federatie in, die de vooroorlogse Vlaamsgezinde hoofdeis – de vernederland-sing van de Gentse universiteit – hadden losgelaten. Naar 1930 toe, de viering van honderd jaar België, was de Vlaamse beweging opnieuw sterker geworden en werd gevreesd voor de electorale doorbraak van een Vlaams-nationalistische partij. Een globale oplossing voor het Vlaamse probleem begon zich op te dringen. Dat gold ook voor de BWP. Interne tegenstellingen moesten overbrugd worden zodat, gezien de financiële crisis, de sociaaleconomische thema’s alle aandacht konden krijgen. Daarbij stonden de eenheid van België en van de partij voorop. In maart 1929 leidde dit tot het ‘Compromis des Belges’ en een paar maanden later tot het minder bekende en radicalere partijstandpunt, het ‘Compromis des socialistes belges’. Voortbouwend op de vooroorlogse visie van het bestaan van twee volken binnen België, werd dit doorgetrokken tot het recht op culturele autonomie van elk volk, gebaseerd op het principe van regionale eentaligheid, ten koste van de taalminderheden. Voor de Vlaamse socialisten kwam dit neer op een volledige vernederlandsing van Vlaanderen, te beginnen met het onderwijs en de Gentse universiteit. Niet zonder enige tegenzin ging een meerderheid van Waalse socialisten daarmee akkoord. In ruil eisten zij dat in België werd afgezien van elke vorm van verplichte tweetaligheid, gezien als een vorm van Vlaams kolonialisme. Eentalige Walen hadden in Wallonië en in nationale instellingen (leger, centrale besturen) recht op aanwerving en carrière zonder kennis van het Nederlands, zoals ook de kennis ervan als tweede landstaal in Wallonië niet mocht worden opgelegd. De betekenis van dit interne compromis kreeg in de historiografie onvoldoende aandacht. Dat geldt ook voor de vaststelling dat beide nationale arbeidersbewegingen, de BWP vanuit de oppositie, in 1930-1932 mee de invoering van het territorialiteitsbeginsel hebben geforceerd. Een tussentijdse fase C uit het model van Miroslav Hroch.___________ ‘Frenemies’? 2Communitarian tensions in the Socialist Party 1919-1940. Division, Compromise. Crisis. Part Two: 1935-1940 Around 1910, the Flemish question became a free question in the BWP. The ‘merging’ of two peoples in a Belgian soul (âme belge) through bilingualism was rejected. According to Huysmans, Flemish socialism appealed to the idea of cultural autonomy: the right to education in one’s native language from primary school to university, and therefore, the transformation of the state University of Ghent into a Dutch-speaking institution. Hence, Flemish socialism became part of the vanguard of the Flemish Movement. Walloon socialism, on the contrary, continued to support the superiority of French in Belgium and the myth of a bilingual Flanders. It turned against this key Flemish demand.The next stages were dominated by the introduction of simple universal male suffrage in 1919. The Catholic Party maintained an absolute majority in Flanders, the Socialist Party acquired a similar position in Wallonia. During the second phase (1919-1935) initially the Flemish Movement was weakened and Flemish socialism divided. Huysmans hardly managed to keep the Flemish question a free question. The ‘Compromise of the Belgian Socialists’ (Compromis des socialistes belges) of November 1929 was based on regional monolingualism and a minimal bilingualism in the army and the central administration. The territorial principle in administration and education (1930 and 1932) was accepted. Dutch became the official language in Flanders.During the third phase (1935-1940) pacification did not hold. Conflicts strengthened one another. The party leadership fell into the hands of the Brussels politician Spaak and the Fleming De Man. The latter had just offered the BWP an answer to the socio-economic depression with his ‘Labour Plan’ (Plan van de Arbeid). This new generation wanted a different socialism: rather a people’s party than stressing class conflict, a ‘national socialism’, an authoritarian democracy as a response to a persistent political crisis. In particular Walloons reacted against these developments. At the same time, they critisized the foreign policy of diplomatic independence from France (‘los van Frankrijk’). The Spanish Civil War and the possible recognition of General Franco stressed the divisions. With Spaak, the party had a Socialist Prime Minister for the first time (May 1938-January 1939). While all socialists were opposed to Franco, Walloon socialists had a conflicting view with most Flemish socialists on whether the govern-ment should be brought down on this subject. There was also a conflict over the question of rapprochement with the Christian labour movement concerning a truce over the school question and subsidies for the Catholic ‘propaganda’ schools. The language question worsened the situation. In the Chamber, party cohesion dropped down to 53%.Not only were the Flemish socialists much more strongly represented in the socialist parliamentary group (40% in 1936), their assertiveness also increased. They became more and more annoyed with the quasi-exclusive use of French in their parliamentary group, in the party administration, and mostly during party congresses. Those who knew little or no French no longer wanted to be treated as inferior. Especially, when they had different opinions. The first separate Flemish Socialist Congress was held in March 1937. The Congress wanted to pursue cultural autonomy as far as possible, but opposed any form of federalism, as Flemish socialists would become a powerless minority in a clerical Flanders.Frustration grew among Walloon socialists. They organised separate Walloon Congresses in 1938 and 1939. They emphasized three forms of Flemish imperialism. Unfavourable demographic developments made a Flemish majority in Parliament and political minoritisation likely. Financial-economic transfers impoverished Wallonia to the benefit of Flanders. The loss of jobs for monolingual Walloons in Wallonia and Brussels was discriminatory. This contributed to common framing among Francophones: “Flemish radicalism” was accepted in Flanders, presently threatening the Brussels agglomeration via bilingualism, and Wallonia would be next.On 2 February 1939 Flemish and Walloon socialists opposed one another. The unitary party was in danger of splitting into two language groups, following the Catholic example. It did not come to that. The Walloon radicals, who pursued political federalism, had won some ground, but most Walloon socialists remained supporters of national solidarity, provided the adoption of a new ‘Compromise’ that took account of Walloon grievances.The myth of Flemish socialism as hostile or indifferent to Flemish issues is hard to maintain. After the Second World War, however, the situation became different.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
6

Vanhaute, Thomas. "Tanken in de stad". Bulletin KNOB, 10 marzo 2023, 35–49. http://dx.doi.org/10.48003/knob.122.2023.1.777.

Testo completo
Abstract (sommario):
De wereldwijde automobielindustrie bevindt zich de laatste jaren in de grootste omwenteling sinds haar ontstaan, nu zo’n honderd jaar geleden. De nog lopende omschakeling van aandrijving door fossiele brandstoffen naar een elektrische krachtbron luidt het einde van een tijdperk in. Deze revolutie is een goede aanleiding om terug te kijken op honderd jaar rijden op benzine– en de bijbehorende service-architectuur. In dit kader geeft Thomas Vanhaute een representatief overzicht van de ontwikkeling van straatpomp naar selfservice station in Antwerpen en de directe omgeving in de periode 1945 tot en met 1975. Het is een beknopte weergave van een architectuurhistorisch onderzoek op basis van meer dan 200 bouwaanvragen en milieuvergunningen uit het Stadsarchief van Antwerpen waarin een aantal parameters van naderbij bekeken en geanalyseerd werden. Hierdoor was het mogelijk om ontwikkelingslijnen van de naoorlogse service- en benzinestations bloot te leggen en vervolgens te duiden in het licht van de socio-economische en stedenbouwkundige situatie en transformaties in en rond de stad. Door het historisch onderzoek te koppelen aan actueel in situ-onderzoek, konden bovendien de nog bestaande restanten van deze structuur opgespoord en voor herwaardering en bescherming aangemerkt worden.
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri

Libri sul tema "Stadsarchief te Antwerpen (Belgium)"

1

Baines, Georges. Le Corbusier te Antwerpen: De woning Guiette. Antwerp: Hoger Architectuurinstituut van het rijk-stad Antwerpen, 1987.

Cerca il testo completo
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
2

Herdt, René de. Een Hollands soldaat penseelt Gent: Uit de Atlas Goetghebuer : akwarellen van Jan Joseph Wynants in het Stadsarchief te Gent. Gent: Stichting Mens en Kultuur, 1989.

Cerca il testo completo
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
3

Diepraam, Joh. De bel luidt over 't water: Het Nationaal Scheepvaartmuseum in Antwerpen en het Maritiem Museum 'Prins Hendrik' te Rotterdam. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1988.

Cerca il testo completo
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
4

Fiona, Elliot, a cura di. The Cathedral of Our Lady in Antwerp. Ghent: Ludion, 2005.

Cerca il testo completo
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
5

Het Bisschoppelijk Paleis te Antwerpen: Geschiedenis en restauratie. Antwerpen: Provinciebestuur van Antwerpen, 1993.

Cerca il testo completo
Gli stili APA, Harvard, Vancouver, ISO e altri
Offriamo sconti su tutti i piani premium per gli autori le cui opere sono incluse in raccolte letterarie tematiche. Contattaci per ottenere un codice promozionale unico!

Vai alla bibliografia