Um die anderen Arten von Veröffentlichungen zu diesem Thema anzuzeigen, folgen Sie diesem Link: Viol ordinaire.

Zeitschriftenartikel zum Thema „Viol ordinaire“

Geben Sie eine Quelle nach APA, MLA, Chicago, Harvard und anderen Zitierweisen an

Wählen Sie eine Art der Quelle aus:

Machen Sie sich mit Top-27 Zeitschriftenartikel für die Forschung zum Thema "Viol ordinaire" bekannt.

Neben jedem Werk im Literaturverzeichnis ist die Option "Zur Bibliographie hinzufügen" verfügbar. Nutzen Sie sie, wird Ihre bibliographische Angabe des gewählten Werkes nach der nötigen Zitierweise (APA, MLA, Harvard, Chicago, Vancouver usw.) automatisch gestaltet.

Sie können auch den vollen Text der wissenschaftlichen Publikation im PDF-Format herunterladen und eine Online-Annotation der Arbeit lesen, wenn die relevanten Parameter in den Metadaten verfügbar sind.

Sehen Sie die Zeitschriftenartikel für verschiedene Spezialgebieten durch und erstellen Sie Ihre Bibliographie auf korrekte Weise.

1

Vessié, Margaux. „Le pays du viol ordinaire“. Books N° 80, Nr. 11 (01.11.2016): 47–49. http://dx.doi.org/10.3917/books.080.0047.

Der volle Inhalt der Quelle
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
2

Meng, Zhi-Jun, Yao-Ming Zhou und Dong-Mu Mei. „On three-dimensional incompressible Navier-Stokes fluid on cantor sets in spherical Cantor type co-ordinate system“. Thermal Science 20, suppl. 3 (2016): 853–58. http://dx.doi.org/10.2298/tsci16s3853m.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
This paper addresses the systems of the incompressible Navier-Stokes equations on Cantor sets without the external force involving the fractal heat-conduction problem vial local fractional derivative. The spherical Cantor type co-ordinate method is used to transfer the incompressible Navier-Stokes equation from the Cantorian co-ordinate system into the spherical Cantor type co-ordinate system.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
3

Guazzarotti, Andrea. „La Corte costituzionale pone fine alle ordinanze dei Sindaci sulla sicurezza urbana: un rigore foriero di futuri sviluppi?“ DIRITTO, IMMIGRAZIONE E CITTADINANZA, Nr. 2 (September 2011): 91–104. http://dx.doi.org/10.3280/diri2011-002006.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Sommario: 1. Le ordinanze non sono fonti, ma l'interpretazione correttiva non chiude la partita - 2. Il nuovo potere d'ordinanza viola la riserva di legge relativa posta dall'art. 23 Cost. - 3. Ulteriori parametri di incostituzionalitŕ - 4. Irrisolta la questione dell'interferenza tra poteri para-normativi del Sindaco e poteri del Consiglio comunale - 5. Una decisione piů incisiva dei precedenti in materia di ordinanze - 6. Il rigore della Corte č foriero di nuovi sviluppi? Un cenno alla gestione dell'immigrazione per mezzo di ordinanze della legge sulla protezione civile
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
4

Cirimwami, Ezéchiel Amani, und Pacifique Muhindo Magadju. „Prosecuting rape as war crime in the Democratic Republic of the Congo: lessons and challenges learned from military tribunals“. Military Law and the Law of War Review 59, Nr. 1 (01.06.2021): 44–70. http://dx.doi.org/10.4337/mllwr.2021.01.03.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Several armed conflicts have marked the past two decades in the Democratic Republic of the Congo (DRC). As a result, the DRC is facing an unprecedented humanitarian disaster with the death of hundreds of thousands of people, the large-scale displacement of civilians and the rape of thousands of women, girls and men. These armed conflicts have led to the metamorphosis of the concept of ‘crime’ with the emergence of new forms of sexual violence, particularly the widespread sexual violence used by armed groups as a tactic of war. In response to this avalanche of sexual violence, the DRC has taken a series of legislative measures. It began with the ratification of the Statute of the International Criminal Court (Rome Statute) on 11 April 2002. This was followed by the promulgation of the Military Judicial Code and the Military Criminal Code on 18 November 2002 (MJC and MCC, respectively) criminalizing, inter alia, war crimes, crimes against humanity and genocide. In 2006, the Congolese legislator criminalized various forms of sexual crimes as defined by international law in the Military Penal Code. On 31 December 2015, the Congolese authorities promulgated Law No. 15/022, amending and supplementing the Military Penal Code, for the implementation of the Rome Statute. Through this Law, the legislator has included in the Congolese Ordinary Criminal Code rape and other sexual assaults constituting war crimes, and in some circumstances, crimes against humanity. In terms of prosecutions, around 40 cases of rape classified as war crimes and crimes against humanity have been tried by Congolese military courts, and a few other cases are being investigated. This article seeks to assess the progress made by the DRC in prosecuting rape as a war crime and the challenges to such prosecutions. La République démocratique du Congo (RDC) a été marquée par plusieurs conflits armés au cours des deux dernières décennies. Il en résulte que ce pays est confronté à une catastrophe humanitaire sans précédent avec la mort de centaines de milliers de personnes, le déplacement à grande échelle de civils et le viol de milliers de femmes, de filles et d'hommes. Ces conflits armés ont entraîné une métamorphose du concept de ‘crime’ avec l'émergence de nouvelles formes de violence sexuelle, notamment la violence sexuelle généralisée utilisée par les groupes armés comme tactique de guerre. En réponse à cette avalanche de violences sexuelles, la RDC a adopté une série de mesures législatives. La première fut la ratification du Statut de la Cour pénale internationale (Statut de Rome) le 11 avril 2002. Cette ratification fut suivie par la promulgation du Code judiciaire militaire et du Code pénal militaire le 18 novembre 2002 (respectivement le CMJ et le CCM) qui criminalisent, entre autres, les crimes de guerre, les crimes contre l'humanité et le génocide. En 2006, le législateur congolais a incriminé dans le Code pénal militaire diverses formes de crimes sexuels tels que définis par le droit international. Le 31 décembre 2015, les autorités congolaises ont promulgué la loi no 15/022, modifiant et complétant le Code pénal militaire, pour la mise en œuvre du Statut de Rome. A travers cette loi, le législateur a inclus dans le Code pénal ordinaire congolais les viols et autres agressions sexuelles constitutifs de crimes de guerre, et dans certaines circonstances, de crimes contre l'humanité. En termes de poursuites, une quarantaine de cas de viols qualifiés de crimes de guerre et de crimes contre l'humanité ont été jugés par les tribunaux militaires congolais, et quelques autres cas sont en cours d'instruction. Cet article vise à évaluer les progrès réalisés par la RDC en matière de poursuites pénales pour viol en tant que crime de guerre et les défis auxquels ces poursuites sont confrontées. Verschillende gewapende conflicten hebben de afgelopen twee decennia hun stempel gedrukt op de Democratische Republiek Congo (DRC). Als gevolg daarvan wordt de DRC geconfronteerd met een ongekende humanitaire ramp die gepaard gaat met de dood van honderdduizenden mensen, de grootschalige ontheemding van burgers en de verkrachting van duizenden vrouwen, meisjes en mannen. Die gewapende conflicten hebben geleid tot een metamorfose van het begrip ‘misdaad’ met de opkomst van nieuwe vormen van seksueel geweld, in het bijzonder het wijdverspreide seksuele geweld dat door gewapende groepen als oorlogstactiek wordt gebruikt. Als reactie op die lawine van seksueel geweld heeft de DRC een reeks wetgevende maatregelen genomen. Het begon met de ratificatie van het Statuut van het Internationaal Strafhof (Statuut van Rome) op 11 april 2002, gevolgd door de afkondiging van het militair gerechtelijk wetboek en het militair strafwetboek op 18 november 2002. Daarin worden onder meer oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide strafbaar gesteld. In 2006 heeft de Congolese wetgever verschillende vormen van seksuele misdrijven, zoals omschreven in het internationaal recht, strafbaar gesteld in het militair strafwetboek. Op 31 december 2015 hebben de Congolese autoriteiten wet nr. 15/022 tot wijziging en aanvulling van het militair strafwetboek uitgevaardigd, met het oog op de uitvoering van het Statuut van Rome. Met die wet heeft de wetgever verkrachting en andere vormen van seksueel geweld die te beschouwen zijn als oorlogsmisdaden, en in sommige omstandigheden misdaden tegen de mensheid, in het gewone Congolese Wetboek van Strafrecht opgenomen. Wat vervolging betreft, zijn ongeveer 40 gevallen van verkrachting die als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid werden aangemerkt, door de Congolese militaire rechtbanken berecht, en enkele andere gevallen worden momenteel onderzocht. Deze studie heeft tot doel na te gaan welke vooruitgang de DRC heeft geboekt bij de vervolging van verkrachting als oorlogsmisdaad en voor welke uitdagingen dergelijke vervolgingen staan. Varios conflictos armados han dejado huella en las dos décadas pasadas en la República Democrática del Congo (RDC). A resultas de ello, la RDC se está enfrentando a un desastre humanitario sin precedentes con la muerte de cientos de miles de personas, desplazamiento de civiles a gran escala y la violación de miles de mujeres, niñas y hombres. Estos conflictos armados han llevado a la metamorfosis del concepto de ‘crimen’ con la aparición de nuevas formas de violencia sexual, en particular el uso generalizado de la violencia sexual por grupos armados como táctica de guerra. En respuesta a esta avalancha de violencia sexual, la RDC ha adoptado una serie de medidas legislativas. Todo comenzó con la ratificación del Estatuto de la Corte Penal Internacional (Estatuto de Roma) el 11 de abril de 2002. A esto siguió la promulgación del Código Judicial Militar y del Código Penal Militar el 18 de noviembre de 2002 (Código Judicial Militar y Código Penal Militar, respectivamente), penalizando, entre otros, los crímenes contra la humanidad y el genocidio. En 2006, el legislador congoleño introdujo en el Código Penal Militar varias modalidades de crimen sexual tal y como se definen en el Derecho Internacional. El 31 de diciembre de 2015, la autoridades congoleñas promulgaron la Ley Núm. 15/022, reformando y complementando el Código Penal Militar, con objeto de implementar el Estatuto de Roma. A través de esta ley, el legislador ha tipificado en el Código Penal Común la violación y otros ataques sexuales que constituyen crímenes de guerra y, en algunas circunstancias, crímenes contra la humanidad. En términos de procedimientos instruidos, cerca de 40 casos de violación tipificada como crímenes de guerra y crímenes contra la humanidad han sido tramitados por los tribunales militares congoleños, y varios casos más continúan siendo objeto de investigación. Este estudio busca valorar el progreso de la RDC en la persecución de la violación como crimen de guerra y los retos a los que se ha tenido que hacer frente en dicha tarea. Gli ultimi due decenni della Repubblica Democratica del Congo (RDC) sono stati segnati da diversi conflitti armati. Di conseguenza, la RDC sta affrontando un disastro umanitario senza precedenti con la morte di centinaia di migliaia di persone, lo sfollamento di civili su larga scala e lo stupro di migliaia di donne, ragazze e uomini. Questi conflitti armati hanno portato alla metamorfosi del concetto di ‘crimine’ con l'emergere di nuove forme di violenza sessuale, in particolare la diffusa violenza sessuale usata dai gruppi armati come tattica di guerra. In risposta a questa valanga di violenza sessuale, la RDC ha adottato una serie di misure legislative. È iniziato tutto con la ratifica dello Statuto della Corte penale internazionale (Statuto di Roma) l'11 aprile 2002. A ciò è seguita la promulgazione del Military Judicial Code and the Military Criminal Code il 18 novembre 2002 (rispet­tivamente Codice giudiziario militare e Codice penale militare), che hanno criminalizzato, tra l'altro, crimini di guerra, crimini contro l'umanità e genocidio. Nel 2006, il legislatore congolese ha definito come crimini varie forme di reati sessuali così come definito dal diritto internazionale nel Codice Penale Militare. Il 31 dicembre 2015 le autorità congolesi hanno promulgato la Legge n. 15/022, che modifica e integra il Codice Penale Militare, per l'attuazione dello Statuto di Roma. Attraverso questa legge, il legislatore ha incluso nel Codice penale Ordinario congolese lo stupro e altre aggressioni sessuali definiti crimini di guerra e, in alcune circostanze, crimini contro l'umanità. In termini di procedimenti penali, circa 40 casi di stupro classificati come crimini di guerra e crimini contro l'umanità sono stati processati dai tribunali militari congolesi e alcuni altri casi sono oggetto di indagine. Questo studio cerca di valutare i progressi compiuti dalla RDC nel perseguire lo stupro come crimine di guerra e l’impegno in tali procedimenti penali. Mehrere bewaffnete Konflikte haben die vergangenen zwei Jahrzehnte in der Demokratischen Republik Kongo (DRK) geprägt. Als Folge dessen steht die DRK vor einer beispiellosen humanitären Katastrophe mit dem Tod von Hunderttausenden von Menschen, der massiven Vertreibung von Zivilisten und der Vergewaltigung von Tausenden von Frauen, Mädchen und Männern. Diese bewaffneten Konflikte haben zu einer Metamorphose des Begriffs ‘Verbrechen’ mit dem Aufkommen neuer Formen sexueller Gewalt geführt, insbesondere der weit verbreiteten sexuellen Gewalt, die von bewaffneten Gruppen als Kriegstaktik eingesetzt wird. Als Reaktion auf diese Lawine sexueller Gewalt hat die DRK eine Reihe von gesetzlichen Maßnahmen ergriffen. Es begann mit der Ratifizierung des Statuts des Internationalen Strafgerichtshofs (Römisches Statut) am 11 April 2002. Es folgte die Verkündung des Militärgerichtsgesetzbuchs und des Militärstrafgesetzbuchs am 18. November 2002, die unter anderem Kriegsverbrechen, Verbrechen gegen die Menschlichkeit und Völkermord unter Strafe stellen. Im Jahr 2006 hat der kongolesische Gesetzgeber im Militärstrafgesetzbuch verschiedene Formen von Sexualverbrechen im Sinne des Völkerrechts unter Strafe gestellt. Am 31. Dezember 2015 haben die kongolesischen Behörden das Gesetz Nr. 15/022 zur Änderung und Ergänzung des Militärstrafgesetzbuchs im Hinblick auf die Umsetzung des Römischen Statuts verkündet. Mit diesem Gesetz hat der Gesetzgeber Vergewaltigung und andere sexuelle Übergriffe, die Kriegsverbrechen und unter gewissen Umständen auch Verbrechen gegen die Menschlichkeit darstellen, in das kongolesische ordentliche Strafgesetzbuch aufgenommen. Was die Strafverfolgung anbelangt, so wurden etwa 40 Fälle von Vergewaltigung, die als Kriegsverbrechen und Verbrechen gegen die Menschlichkeit eingestuft werden, von kongolesischen Militär­gerichten abgeurteilt, und einige weitere Fälle werden derzeit untersucht. Diese Studie versucht, die Fortschritte der DRK bei der strafrechtlichen Verfolgung von Vergewaltigung als Kriegsverbrechen und die Herausforderungen für solche Verfolgungen zu bewerten.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
5

Emmert, S., R. Panzer, S. Rode, A. Thiem, J. Tietze, V. Blaschke, T. Fischer und L. Böckmann. „Die Klinik und Poliklinik für Dermatologie und Venerologie der Universitätsmedizin Rostock – von Fischschuppenerkrankungen, Mondscheinkindern und viel, viel Mee(h)r!“ Aktuelle Dermatologie 46, Nr. 08/09 (20.08.2020): 356–61. http://dx.doi.org/10.1055/a-1147-3103.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
ZusammenfassungDie Universität Rostock und die Universitätsmedizin als Gründungsfakultät ist die drittälteste Alma Mater in Mitteleuropa – 2019 hat sie ihr 600-jähriges Bestehen gefeiert. Die Klinik und Poliklinik für Dermatologie und Venerologie der Universitätsmedizin Rostock kann auf eine ähnlich lange Tradition zurückblicken – sie ist das drittälteste Ordinariat nach Breslau und der Charité in Berlin. Gemäß dem universitären Motto „Traditio et Innovatio“ hat sich aus dieser Tradition, begründet durch angesehene Ordinarien wie Wolters, Frieboes oder auch Flegel zu DDR-Zeiten, in den letzten 4 Jahren eine moderne universitäre Dermatologische Universitätsklinik (DUK) mit hoher Entwicklungsdynamik und einem Masterplan DUK2030 für alle Bereiche der Krankenversorgung, Forschung und Lehre entwickelt. Unter einem Dach sind stationäre, teilstationäre, ambulante und operative Patientenversorgung zusammen mit dem histologischen und klinischen Labor und den Forschungslaboren vereint. Unter anderem durch Zentrumsgründungen vor Ort (Hautkrebszentrum, Immuntherapiezentrum, Allergologisches Zentrum, Gefäß- und Wundzentrum, Zentrum für Seltene (Haut-) Erkrankungen) und auf europäischer Ebene (Europäisches Referenznetzwerkzentrum für seltene Hauterkrankungen) hat diese interdisziplinäre Zusammenarbeit die Klinik lokal und überregional sehr gut vernetzt. Ein junges, hochengagiertes und noch expandierendes Team hat diese bisherige Entwicklung ermöglicht. Dafür kann allen Beteiligten nicht genug gedankt werden. Dieser und die folgenden Artikel geben einen Einblick in die dermatologische Welt der Universitätsmedizin Rostock.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
6

Cao, Ke Ming, Yan Long Li, Jian Sheng Chen, Chang Yang, Meng Wang, Huan Shao und Guang Da Su. „A Fast Implementation of DPM-Based Facial Landmark Localization“. Applied Mechanics and Materials 462-463 (November 2013): 416–20. http://dx.doi.org/10.4028/www.scientific.net/amm.462-463.416.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Face detection, pose estimation and facial landmark localization are three fundamental problems in pattern recognition. These three tasks have high request of algorithm efficiency and accuracy. Zhu and Ramanan proposed a model based on mixture of tree structures to solve the three tasks simultaneously and it obtains state-of-the-art result. However, the efficiency of their algorithm is relatively low. Our improved algorithm combines Viola Jones detector and tree-structured model and achieves a speed-up of tens of times even hundreds of times of original algorithm on ordinary laptop according to images of different sizes.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
7

Usunier, Laurence. „Compétence internationale des juridictions françaises en matière d’action en contrefaçon d’un brevet européen“. Revue critique de droit international privé N° 2, Nr. 2 (31.10.2023): 395–407. http://dx.doi.org/10.3917/rcdip.232.0395.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Viole l’article 8, point 1, du règlement (UE) n° 1215/2012 du 12 décembre 2012 concernant la compétence judiciaire, la reconnaissance et l’exécution des décisions en matière civile et commerciale la cour d’appel qui déclare les juridictions françaises incompétentes pour connaître des actes de contrefaçon commis par une société britannique en dehors du territoire français faute d’identité de situation de droit et de fait dans les demandes formées à l’encontre de cette société et de deux sociétés françaises codéfenderesses, alors que le demandeur invoquait les atteintes portées par les sociétés françaises et par la société britannique, en France, en Allemagne et en Grande Bretagne, aux mêmes parties nationales de son brevet européen, concernant le même produit. Il résulte de l’article 14 du code civil que le demandeur français, dès lors qu’aucun critère ordinaire de compétence n’est réalisé en France, peut valablement saisir le tribunal français qu’il choisit en raison d’un lien de rattachement de l’instance au territoire français, ou, à défaut, selon les exigences d’une bonne administration de la justice. Viole cette disposition la cour d’appel qui, pour dire incompétent le juge français pour connaître des actes de contrefaçon commis en dehors du territoire français par une société domiciliée en Afrique du Sud, retient que le demandeur ne démontre pas la pertinence du rattachement avec la présente instance, dès lors que le juge français n’est pas compétent pour les faits prétendument commis à l’étranger par la société britannique dont la société sud-africaine était le fournisseur et que les juridictions anglaise et allemande sont compétentes pour juger des prétendus actes de contrefaçon de la partie nationale du brevet litigieux commis sur leurs territoires respectifs.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
8

Sohail, Muhammad, Umar Nazir, Omar Bazighifan, Rami Ahmad El-Nabulsi, Mahmoud M. Selim, Hussam Alrabaiah und Phatiphat Thounthong. „Significant Involvement of Double Diffusion Theories on Viscoelastic Fluid Comprising Variable Thermophysical Properties“. Micromachines 12, Nr. 8 (12.08.2021): 951. http://dx.doi.org/10.3390/mi12080951.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
This report examines the heat and mass transfer in three-dimensional second grade non-Newtonian fluid in the presence of a variable magnetic field. Heat transfer is presented with the involvement of thermal relaxation time and variable thermal conductivity. The generalized theory for mass flux with variable mass diffusion coefficient is considered in the transport of species. The conservation laws are modeled in simplified form via boundary layer theory which results as a system of coupled non-linear partial differential equations. Group similarity analysis is engaged for the conversion of derived conservation laws in the form of highly non-linear ordinary differential equations. The solution is obtained vial optimal homotopy procedure (OHP). The convergence of the scheme is shown through error analysis. The obtained solution is displayed through graphs and tables for different influential parameters.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
9

Zhan, Ce, Wanqing Li, Philip Ogunbona und Farzad Safaei. „A Real-Time Facial Expression Recognition System for Online Games“. International Journal of Computer Games Technology 2008 (2008): 1–7. http://dx.doi.org/10.1155/2008/542918.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Multiplayer online games (MOGs) have become increasingly popular because of the opportunity they provide for collaboration, communication, and interaction. However, compared with ordinary human communication, MOG still has several limitations, especially in communication using facial expressions. Although detailed facial animation has already been achieved in a number of MOGs, players have to use text commands to control the expressions of avatars. In this paper, we propose an automatic expression recognition system that can be integrated into an MOG to control the facial expressions of avatars. To meet the specific requirements of such a system, a number of algorithms are studied, improved, and extended. In particular, Viola and Jones face-detection method is extended to detect small-scale key facial components; and fixed facial landmarks are used to reduce the computational load with little performance degradation in the recognition accuracy.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
10

Obata, Tokio, Saori Deguchi, Jyoji Yoshitomi, Kazunori Inaba, Yoko Urashima, Takuro Kobori, Kouichi Hosomi, Noriaki Nagai und Yuichiro Nakada. „Effect of storage temperature on the dispersibility of commercially available 0.1% fluorometholone ophthalmic suspension“. PLOS ONE 17, Nr. 11 (03.11.2022): e0277311. http://dx.doi.org/10.1371/journal.pone.0277311.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
In this study, we focused on the storage conditions and investigated the effects of low-temperature storage (10°C) on the dispersibility of active components in three formulations of fluorometholone (FLU) suspension eye-drops (one original drug and two generic drugs, P1-P3). For all three eye-drop products, before shaking by hand, white sediment anticipated to be the principal active component was seen at the vial base. In the ordinary-temperature storage group, the FLU contents per drop after shaking by hand were 0.076% in P1, 0.023% in P2, and 0.100% in P3, and the content in P2 was significantly lower than that in P1 and P3. In contrast, almost no dispersion was observed in the low-temperature group. The results after sufficient shaking of these samples with a vortex, in contrast, were such that the FLU contents per drop were 0.063% in P1, 0.086% in P2, and 0.088% in P3; the content in P1 was significantly lower than that in P2 and P3, and there was no difference between P2 and P3. Moreover, we evaluated the dispersibility according to the evaluation “Vs / (ρg − ρf) g.” In both the low- and ordinary-temperature storage groups, the value of Vs / (ρg − ρf) g, proportional to the terminal velocity, decreased in the following order: P3 > P1 ≫ P2, and each value in the ordinary-temperature was higher than that in low temperature. The zeta potential decreased in the following order: P2 > P3 ≫ P1. In conclusion, when FLU suspension eye drops are stored at low temperatures until use, such as in a refrigerator, ordinary shaking does not help achieve dispersion to the specified concentration, and even with vigorous shaking with some formulations, the specified concentration cannot be achieved.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
11

Mejalin Arno B, Vinothagan J, Arun Kumar R und Gowthami V. „Smart Assistive System for the Visually Impaired“. international journal of engineering technology and management sciences 7, Nr. 4 (2023): 68–76. http://dx.doi.org/10.46647/ijetms.2023.v07i04.014.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Recent advances in innovation have made ordinary people's lives richer, simpler, and easier. Many people suffer from vision impairment, which causes many difficulties in their daily work, according to World Health Organization (WHO) statistics. Our goal is to develop a framework that is unobtrusive, safe, portable, and versatile in order to assist blind people in their daily lives. It intends to develop an effective system for assisting the visually impaired with obstacle detection and scene classification. The Raspberry-Pi 3B+ and a camera module are used in the proposed method. It photographs the scene and then preprocesses the images with Viola-Jones and Yolov5 object detection algorithms. The aforementioned techniques are used to detect people and objects. We also used a sound system that speaks when an object or person is detected. The presented study implements simple computations and detects obstacles with high efficiency. Unlike other frameworks, this framework is lightweight and easy to transport
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
12

Goppelsröder, Fabian. „Über die Gestensprache zur Sprachgeste. Wittgenstein und die Konsequenzen seines alternativen Kommunikationsmodells“. Paragrana 19, Nr. 1 (November 2010): 221–31. http://dx.doi.org/10.1524/para.2010.0014.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
ZusammenfassungDie alte Frage nach dem Verhältnis von Wortsprache und Geste hat über die letzten Jahrzehnte an philosophischer Brisanz noch einmal gewonnen. Insbesondere im Zusammenhang der sogenannten Bildwissenschaften, der Entwicklung einer modalen Linguistik und der wichtiger werdenden Medienphilosophie wurde sie in einer Weise gestellt, welche die Geste nicht mehr lediglich als rhetorische Zutat oder gar schlicht als Verlängerung der Wortsprache ansieht. Muss man nicht viel eher umgekehrt die Wortsprache von der Geste her denken, um das Phänomen Sprache wirklich zu verstehen?Ludwig Wittgensteins Spielvorstellung von Sprache ist solch ein grundlegend von der Geste her gedachtes Sprachmodell. ,Die Geste' wird zum Katalysator seiner Spätphilosophie, zur Figur, durch die sich sein spätes Denken entfaltet. Alle entscheidenden Verschiebungen vom Tractatus zu den Philosophischen Untersuchungen sind an sie gebunden: die Hinwendung zur „ordinary language“, die Aufgabe des Projekts eines geschlossenen Systems der Sprache und damit die philosophische Rehabilitierung des Vagen, die Substitution der Definition durch das Konzept der Familienähnlichkeit. Insbesondere aber auch der Wandel seiner Denk- und Schreibweise, seiner philosophischen Praxis ist in diesem Kontext zu sehen.Der vorliegende Text versucht, die Zusammenhänge von Gestensprache und Sprachgeste in einer ersten Annäherung deutlicher zu machen.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
13

SALONEN, J., T. HYVÖNEN und H. JALLI. „Weed flora and weed management of field peas in Finland“. Agricultural and Food Science 14, Nr. 2 (04.12.2008): 189. http://dx.doi.org/10.2137/145960605774826037.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
The composition of the weed flora of dry pea (Pisum sativum L.) fields and cropping practices were investigated in southwestern Finland. Surveys were done in 2002–2003 in 119 conventionally cropped fields and 64 fields under organic cropping. Herbicides were applied to 92% of conventionally cropped fields where they provided relatively good control but were costly. Weeds were controlled mechanically only in five fields under organic production. A total of 76 weed species were recorded, of which 29 exceeded the 10% frequency level of occurrence. The average number of weed species per field was 10 under conventional cropping and 18 under organic cropping. The most frequent weed species in both cropping practices were Chenopodium album, Stellaria media and Viola arvensis. Elymus repens was the most frequent grass species. The difference in species composition under conventional and organic cropping was detected with Redundancy Analysis. Under conventional cropping, features of crop stand and weed control explained 38.7% and 37.6% of the variation respectively. Under organic cropping the age of crop stand and field location (y co-ordinate) respectively explained best the variation. Weeds could be efficiently managed with herbicides under conventional cropping, but they represented a significant problem for organic production. Mixed cultivation of pea with cereals is recommended, particularly for organic cropping, as it favours crop competition against weeds.;
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
14

Loza Torres, Andrés Gustavo, Raquel Virginia Colcha Ortiz, Katherin Alejandra Carrera Silva und María Del Carmen Moreno Albuja. „Violación del derecho a la defensa de las personas y el debido proceso en los juicios de jurisdicción coactiva en el art. 968 del código de procedimiento civil“. Visionario Digital 3, Nr. 3 (15.07.2019): 179–91. http://dx.doi.org/10.33262/visionariodigital.v3i3.668.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
El presente trabajo de investigación, tiene como objetivo primordial, realizar un estudio y análisis jurídico acerca de lo que en nuestro país es el cumplimiento del derecho constitucional a la defensa de las personas y el debido proceso en los juicios de jurisdicción de coactivas, su procedimiento legal, parámetros que deben ser respetados, excepciones a este proceso, la inobservancia a los derechos constitucionales y a la importancia de dichos juicios dentro de nuestra sociedad. Este tema ha sido de vital trascendencia debido a los sucesos ocurridos en los últimos años dentro de nuestro país, ya que el Estado Ecuatoriano ha tomado a su cargo a organismos públicos del mismo, tal como menciona al BNF, sucursal Alausí como ente fundamental de investigación, provocando con esto, que las personas naturales o jurídicas que adeudaban rubros a este organismo, ya no tengan deudas meramente civiles, recuperables por juicio ejecutivo, sino poniéndoles en la difícil situación del juicio coactivo. Dentro del trabajo de investigación propuesto, enfocaré en determinar si el juicio coactivo viola derechos y garantías constitucionales, a fin de establecer si la tutela efectiva y la seguridad jurídica están siendo respetadas en cada uno de los procesos. Al analizar cada uno de los procesos coactivos en el BNF, sucursal Alausí en liquidación se establecerá la eficacia en la recuperación de cartera vencida por parte del organismo competente y el impacto de este en la sociedad. También se establecerá si la jurisdicción coactiva tiene las mismas garantías que la justicia ordinaria, o si por el hecho de ser el Estado el que impulsa el juicio tenga privilegios y beneficios de los cuales no goza ninguna otra persona natural o jurídica que impulse el juicio en los procesos ordinarios.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
15

Ibarra Salazar, Jorge, José Salazar Cantú und José Polendo Garza. „La satisfacción de residentes con su colonia y el programa gubernamental Tu Casa en el estado de Zacatecas / Residents’ satisfaction with their neighborhood and the Tu Casa government program in the state of Zacatecas“. Estudios Demográficos y Urbanos 31, Nr. 2 (01.05.2016): 413. http://dx.doi.org/10.24201/edu.v31i2.1593.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
El grado de satisfacción residencial, considerado como un indicador de nivel de vida, tiene como uno de sus componentes la satisfacción con la colonia de los individuos. En este artículo estimamos una serie de modelos para analizar el grado de satisfacción con la colonia de una muestra de hogares en el estado de Zacatecas. Las estimaciones nos permiten determinar si el programa federal de vivienda Tu Casa en ese estado, operado de 2004 a 2009, tuvo alguna influencia en el grado de satisfacción con la colonia, de acuerdo con la percepción de los residentes entrevistados. Encontramos evidencia de que el referido programa causó un efecto significativo en el grado de satisfacción del grupo de familias beneficiarias. Además de ese resultado, la estimación por mínimos cuadrados ordinarios muestra que el acceso vial, la contaminación ambiental, la percepción del valor de la casa y el tiempo de vivir en la vivienda influyen de forma significativa en el grado de satisfacción con la colonia. En los modelos estimados por probit y logit encontramos evidencia de que la seguridad pública y la posesión del inmueble también influyen en tal satisfacción.AbstractOne of the components of the degree of residential satisfaction, regarded as an indicator of living standards, is individuals’ satisfaction with their neighborhood. In this article, we estimated various models for assessing the degree of satisfaction with their neighborhood of a sample of households in the state of Zacatecas. The estimates enabled us to determine whether the Tu Casa federal housing program in that state, implemented from 2004 to 2009, had any influence on the degree of satisfaction with the neighborhood, according to the perception of the residents interviewed. We found evidence that the program had a significant effect on the degree of satisfaction on the group of beneficiary families. In addition to this result, the estimate using ordinary least squares shows that road access, environmental pollution, perception of house value and length of time lived in the dwelling have a significant influence on the degree of satisfaction with the neighborhood. In the models estimated by probit and logit we find evidence that public safety and possession of the property also influence such satisfaction.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
16

Rudska, Nina. „DETERMINATION OF THE EFFICIENCY OF THE PROTECTION SYSTEM FOR CORE SEEDS FROM WEEDS AT VARIOUS METHODS OF TREATING SOIL UNDER CONDITIONS OF FOREST RIVER STEPPE“. Agriculture and Forestry, Nr. 2 (30.10.2020): 106–19. http://dx.doi.org/10.37128/2707-5826-2020-2-10.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
The article confirms the feasibility and effectiveness of modern herbicides in corn crops for various methods of tillage. According to the research results, a mixed type of weediness is formed in corn crops, among which the largest share is occupied by late spring late spring species, which accounted for 71,8 % of the total number of weeds that appeared during the growing season of the crop. These included: millet of chickens (Echinochloa crus-galli (L.) Roem.) – 16,1 %, blue bristles (Setaria glauca L.) – 30,4 %, among dicotyledons: small-flowered Galinsoga (Galinsoga rarviflora Cav. ) – 18,4 %, common thyroid (Amaranthus retroflexus L.) – 5,4 %. Early spring was 7,6 %, including white quinoa (Chenopodium album L.) – 7,5 %. Among wintering species, the shepherd's purse ordinary (Capsela bursa pastoris L. Medic) prevailed. – 3,9 %, odorless chamomile (Matricaria perforata Merat.) – 3,2 %, Field yarut (Thlaspi arvense L.) – 2,5 %, field violet (Viola arvensis Murr.) – 2,0 %, with ephemera - medium asterisk (Stellaria media L.) – 5,3 %. Perennial rootstock and weeds of sow thistle pink (Cirsium arvense (L.) Scop.) 0,9%, yellow sow thistle (Sonchus arvensis L.) – 0,1 %, field bindweed (Convolvulus arvensis L.) – 0,9 %, of perennial rhizome - creeping wheatgrass (Elytrigia repens L.) – 0.8%. An insignificant proportion of the species composition of weeds was occupied by perennial strzynekoreni and weeds. Also, when conducting research, it was found that the density of corn standing in the phase of full germination on arable land was in the range of 78,3–78,6 pcs./m2. For small disk processing, this indicator decreased to 78,1–78,2 pcs./m2. For the period of maize harvesting, differences in the density of standing of corn during various methods of tillage were also noted. So, on plowing under the conditions of herbicide protection, the density was high and was in the range of 72,9–7,2 thousand units. / Ha, while for small disk – 72,3–72,6 thousand units./ha. Herbicidal protection options ensured the death of weeds by 89–100 % within 30 days after their application. At the time of harvesting the crop, the decrease in the number of weeds compared to the untreated areas amounted to 71–98 %. The most effective was the double application of roundup max 2,4 l/ha in phases 3 and 8 of the leaves in corn. The highest yield of corn grain was obtained due to the double use of the herbicide roundup max at a rate of 2,4 l/ha. In the case of police processing, the collection was 9,4 t/ha, and for small-scale processing, it was 9,2 t/ha. Key words: corn, soil cultivation, weeds, herbicides, efficiency, productivity.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
17

Grigorov, S. N., L. R. Krinichko, D. V. Steblovskyi, S. A. Stavitskyi und V. D. Akhmerov. „MODERN VIEW ON THE EXPERIMENTAL AND CLINICAL JUSTIFICATION FOR THE USE OF PRF IN THE PROCESSES OF REPARATIVE SKIN REGENERATION“. Ukrainian Dental Almanac, Nr. 2 (25.06.2018): 45–48. http://dx.doi.org/10.31718/2409-0255.2.2018.11.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
The article describes the use of fibrin glue, which is quite common in modern medical practice. It can be synthesized from the patient's venous blood or used as ready-made preparations. Among fibrin clots, depending on the method of their preparation, one can distinguish: PRF which is an ordinary fibrin clot and is prepared in vacuum tubes with a plasma activator and centrifuged for about 8-12 minutes at a rate of 3000-3500 revolutions per minute. A-PRF (advanced) - in this cluster, growth factors have a higher concentration and a more even distribution, which helps reduce the speed of the centrifuge to 2,000 revolutions per minute, while the centrifugation time is 8-12 minutes. i-PRF (injectable) is a fibrinous clot formed after a few minutes after receiving blood plasma by centrifugation. The speed is 1500-2000 rpm, the centrifugation time is 3 minutes. Stickybone is a blood plasma that turns into a clot due to the content of fibrin in the plasma itself. The preparation is similar to the usual PRF, but due to the absence of the coagulant activator in the vial, the rate of formation of the fibrin clot is much lower. The PRF contains an autologous fibrin matrix that is rich in leukocytes, platelets and cytokines, and has a tetramolecular structure that acts as a biodegradable framework. This matrix not only stimulates the development of the microvascular mesh, but also directs the migration of epithelial cells to the surface. The effect of PRF and fat cells on the repair of defects in soft tissue of the maxillofacial area was investigated in pigs. It has been found that combined use of PRF and fat cells contributes to more efficient reparative regeneration processes than their single use. The use of PRF is common in mucoadhesive surgery, mainly in donor areas, due to the possibility of leaving the fibrin membrane exposed, which stimulates the rapid healing of the wounds with a secondary tension. Also, PRF is used locally for gum recession. According to research by S.K. Agarwa PRF stimulates the increase in the width of the keratinous mucous membrane to 0.8-1.0 mm, reducing the gum recession, which in turn greatly enhances the aesthetics of the patient. The use of PRF is clinically grounded in the surgical treatment of pigmented gum area. There was a wide use of PRF in cases of surgical treatment of radicular jaw cysts, including odontogenic facial granulomas, to replace the defect of bone tissue. The use of PRF promotes accelerated bone regeneration within 3 months after surgery. Radiologically, after 6 months, there is a complete recovery of bone tissue and a probable increase in bone density. The use of the PRF membrane helps to prevent inflammatory complications during tooth extraction, such as after an alveolus extraction, and can be used to break down the wall of the alveoli, which accelerates the processes of reparative regeneration in this area and creates better prospects for further dental implantation. It is proved that the use of PRF causes the acceleration of the processes of reparative regeneration in various types of tissues, contributing to the improvement of treatment results.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
18

Marignier, Noémie. „« Est-ce un viol ? » Catégoriser les violences sexuelles dans les récits ordinaires“. Genre, sexualité et société, Nr. 29 (26.06.2023). http://dx.doi.org/10.4000/gss.8319.

Der volle Inhalt der Quelle
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
19

Tan, Chong Hong, KokSheik Wong, Vishnu Monn, Kiki Adhinugraha und David Taniar. „Is it Violin or Viola? Classifying the Instruments’ Music Pieces using Descriptive Statistics“. ACM Transactions on Multimedia Computing, Communications, and Applications, 14.09.2022. http://dx.doi.org/10.1145/3563218.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Classifying music pieces based on their instrument sounds is pivotal for analysis and application purposes. Given its importance, techniques using machine learning have been proposed to classify violin and viola music pieces. Violin and viola are two different instruments with three overlapping strings of the same notes, and it is challenging for ordinary people or even musicians to distinguish the sound produced by these instruments. However, the classification of musical instrument pieces was barely performed by prior research. To solve this problem, we propose a technique using descriptive statistics to reliably distinguish violin and viola music pieces. Likewise, a similar technique on the basis of histogram is introduced alongside the main descriptive statistics approach. These approaches are derived based on the nature of the instruments’ strings and the range of their pieces. We also solve the problem in the current literature which divide the audio into segments for processing instead of managing the whole song. Thereby, we compile a dataset of recordings that comprises of violin and viola solo pieces from the Baroque, Classical, Romantic, and Modern eras. Experiment results suggest that our approach achieves high accuracy on solo pieces as compared to other methods with 0.97 accuracy on Baroque pieces.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
20

Kerasovitis, Konstantinos. „Book Review: William Monteith, Dora-Olivia Vicol and Philippa Williams (eds), Beyond the Wage: Ordinary Work in Diverse Economies“. Work, Employment and Society, 09.03.2023, 095001702311557. http://dx.doi.org/10.1177/09500170231155796.

Der volle Inhalt der Quelle
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
21

Sarmadi, Morteza, Spencer Holmes, Royal Agha, Brandon Davenport, Christopher Weikart und T. N. Thompson. „A comparative study of freeze-drying heat transfer in polymeric vials and glass vials“. Scientific Reports 13, Nr. 1 (23.10.2023). http://dx.doi.org/10.1038/s41598-023-40777-3.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
AbstractImplementation of polymeric vials for freeze-dried drug products has been practically non-existent because of unique moisture barrier and thermodynamic technical challenges. Hybrid vials, which combine the benefits of polymer and glass, have been shown to address the challenges of ordinary polymeric vials. Tackling thermodynamic challenges starts with a clear understanding of the heat transfer mechanism. To this end, multi-physics simulations and experimentation were used to compare the heat transfer between hybrid cyclic olefin polymer (COP) vials and borosilicate glass vials during freeze-drying. Parametric models were developed for hybrid COP and glass vials to systematically study the effect of five design parameters based on the arrangement of the vials on a tray inside a lyophilization chamber. Heat transfer in glass vials were dominated by heat conduction with the surrounding vapor, while hybrid COP vials were governed by conduction with the bottom shelf. Furthermore, hybrid COP vials exhibited more consistent heat flow rate and total heat transfer coefficient compared to glass vials, suggesting higher product quality as a result. The distance between adjacent vials and the drug product height were the most important parameters affecting heat transfer irrespective of vial type. Results indicated that hybrid COP vials can be filled to higher fill volumes with higher heat transfer and without the risk of breakage. Results of this study can help design innovative primary packaging systems for freeze drying or optimizing heat transfer for existing glass or hybrid COP vial systems regarding product consistency and drying time.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
22

Lavrnić, Igor, Ana Bašić und Dejan Viduka. „Risk assessment of a solar attack according to ISO 31000 standard“. Engineering review 41, Nr. 1 (2021). http://dx.doi.org/10.30765/er.1566.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Energy supply remains the greatest challenge for many of Eastern European countries and their economy. In post-soviet and ex-Yugoslavian countries, till today there exists a system where some of the power plants rely on high voltage (HV) and medium voltage (MV) power grids in the process of distribution of electric energy (EE) to final consumers. This makes them vulnerable to solar storms due to HV power transformers which are especially sensitive to geomagnetic induced current (GIC). The acquisition of electrical power infrastructure could put the electrical infrastructure out of service from a couple of months to a year or more. Loss of income, for ordinary families, is a primary hazard of a long power outage. Business continuity of industry and other critical infrastructures (CI) is important in this scenario, but it is a significant challenge for small businesses and enterprises as well. This paper introduces ISO 31000 standard to such scenarios with the primary goal of achieving resilience of companies against such disaster as a new method of vial response to avoid scope of similar hazards.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
23

Villaverde Menéndez, Ignacio, und Belén Cuba Vila. „Alcoholemias, tráfico y otras tribulaciones constitucionales. Punto y aparte en “la Ley seca” de la Sanción administrativa“. Documentación Administrativa, 31.12.2009. http://dx.doi.org/10.24965/da.v0i284-285.9656.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
El presente artículo examina de manera pormenorizada la regulación vigente relativa a la sanción administrativa de la conducción bajo los efectos del alcohol, extendiéndose también a la conducta sancionable consistente en negarse a someterse a las pruebas de detección de alcohol. Este análisis se hace teniendo muy en cuenta la doctrina del Tribunal Constitucional sobre estos tipos administrativo y especialmente en su manifestación penal, y la de la Jurisdicción ordinaria en particular sobre el modo de proceder en la práctica de las pruebas de detección de alcohol. La tesis de este trabajo es que la reciente reforma legal de 2009 de la Ley de Seguridad Vial y antes en el año 2007 del Código Penal ha tratado de esclarecer y deslindar con un éxito y acierto relativos los ámbitos sancionadores administrativos y penal que hasta la fecha recaían sobre las mismas conductas (conducir bajo los efectos del alcohol y negarse a someterse a las pruebas etilométricas), y que tenían el efecto de reducir el expediente sancionador administrativo a una mera diligencia previa del procedimiento penal. El mantenimiento del tipo genérico de peligro en el Código Penal y la sanción a un tiempo administrativa y penal del delito de negativa a someterse a las etilometrías han frustado en buena medida la pretensión de que el Derecho Administrativo Sancionador adquiriese la autonomía y relevancia deseada con la reforma.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
24

Bhowate, Snehal, Kanchan Bashine, Poonam Gajbhiye, Samiksha Paidlewar, Nikhil Dharpure und Pranali Langde. „Smart Security System for Theft Protection Using Face Recognition“. International Journal of Scientific Research in Science, Engineering and Technology, 03.09.2021, 310–13. http://dx.doi.org/10.32628/ijsrset207490.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
The number of car robbery attempts at the local and international scale is rising rapidly in this modern era. By inventing robbery techniques, the owners are afraid that their cars will be robbed from their ordinary parking lot or from outside. This makes vehicle protection against robbery important as a result of insecurity. The computer vision based real-time vehicle safety system solves this problem. The proposed car safety system carries through real time user authentication based on image processing using face detection and recognition techniques and a microprocessor-based control system attached to the car. The infrarot sensor attached to the driver's vehicles seat activates the hidden camera, which is fixed inside the vehicle, as the person enters the parked vehicle overcoming the existing security features. The person's face is detected using Viola Jones algorithm once the image is obtained from the activated camera. The extracted face is recognized using the improved Linéar Discriminant Analysis (LDA) algorithm that distinguishes many features rather than looking for an exact pattern based on the Euclidean distance. Authorization requires that the threshold value is established and compared to the Euclidean distance over which the person is not authenticated. The face is sent to the mobile of the owner as an MMS via the operating GSM modem, which is classified as unknown. The owner shall be controlled with the relay in accordance with the owner’s command when the information is received. The way to authenticate the person would be efficient and efficient in terms of vehicle safety.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
25

Nelson, Kenneth. „Sociologförbundet har ordet“. Sociologisk Forskning 58, Nr. 3 (14.12.2021). http://dx.doi.org/10.37062/sf.58.23745.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Terminen lider mot sitt slut och vi blickar fram emot Sociologidagarna 2022, 16–18 mars i Uppsala. Anmälningstiden för papper är nu stängd och vi är överväldigade av det stora gensvaret i sociologisverige. Mer än 300 personer har anmält sig till konferensen. För många av oss kommer det bli ett kärt återseende efter en lång tid av hemmasittande arbete. Vi får verkligen hålla tummarna för att pandemin inte sätter käppar i hjulet, så som den tyvärr gjorde i samband med Sociologidagarna i Stockholm 2020. Tänk om vi då visste att pandemin inte skulle vara över än. Från förbundets sida är vi väldigt glada över det engagemang som Sociologiska institutionen vid Uppsala universitet visar i planeringen inför Sociologidagarna. Vi är övertygande om att det kommer att bli ett lyckat arrangemang, inte minst för att vi har två jubileer att fira. För er som inte känner Uppsalasociologen utan och innan, är det värt att notera att Uppsala universitet, som första lärosäte i Sverige, utlyste en professur i sociologi strax efter andra världskriget. Tjänsten gick till Torgny T. Segerstedt. Nästa år fyller vår första professur i sociologi 75 år. Sociologidagarna i Uppsala kommer också markera en milstolpe för förbundet. Det är då exakt 60 år sedan förbundet hade sitt första årsmöte och fick sin första ordinarie styrelse. Harald Swedner blev vår första valda ordförande. Swedner erhöll sedermera Sveriges första professur i socialt arbete, vid Göteborgs universitet. Våra medlemsinstitutioner är just nu i full färd med att nominera kandidater till Sociologförbundets pris till nydisputerad forskare i sociologi för bästa sociologiska avhandling för åren 2020–2021. Valberedningen inför årsstämman 2022 utser en bedömningskommitté mot bakgrund av de nomineringar som kommer in till förbundet. Förbundet har rekommenderat medlemsinstitutionerna att följa en ordning där prefekt nominerar efter beredning av handledarkollegium (eller motsvarande). Varje institutionsmedlem får nominera max två avhandlingar. Sedan 1994 har Sociologförbundet dessutom ytterligare ett pris för synnerligen värdefull sociologisk forskning: Torgny T. Segerstedts pris för bästa artikel i Sociologisk Forskning. Detta pris administreras av tidskriftens redaktion, och ingen nominering krävs. Båda prisen anslås och delas ut på Sociologidagarna i Uppsala. Förutom äran får vinnarna även en blygsam prissumma. Slutligen vill vi rikta uppmärksamhet mot det Nordiska sociologförbundet och våra isländska kollegor som bjuder in till konferens i Reykjavik, 10–12 augusti 2022. Mer information finns på vår hemsida www.sverigessociologforbund.se liksom på https://nordicsociologicalassociation.org/. Hälsningar Kenneth Nelson Ordförande för Sveriges Sociologförbund
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
26

Alcalde Rodríguez, Enrique. „CORTE DE APELACIONES DE SANTIAGO Y TEORÍA DE LA IMPREVISIÓN. Un hito fundamental en la evolución de nuestra justicia ordinaria.: Guillermo Larraín Vial con Servicio de Vivienda y Urbanización de la Región Metropolitana. Corte de Apelaciones de Santiago 14 de noviembre de 2006“. Revista chilena de derecho 34, Nr. 2 (August 2007). http://dx.doi.org/10.4067/s0718-34372007000200008.

Der volle Inhalt der Quelle
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
27

Moussaoui, Abderrahmane. „Violence extrême“. Anthropen, 2020. http://dx.doi.org/10.17184/eac.anthropen.134.

Der volle Inhalt der Quelle
Annotation:
Même si la guerre, comme destruction de masse, a été très tôt au centre des intérêts de la discipline, l’anthropologie ne l’a jamais caractérisée comme une « violence extrême ». Ce qui pose d’emblée la question en termes autres que quantitatifs. L’extrême dans la violence n’est pas forcément dans l’importance du nombre de ses victimes. Il faut y ajouter d’autres dimensions comme l’inanité de l’acte, sa gratuité, son degré de cruauté et le non-respect des règles et normes partagées. Celles de la guerre, par exemple, imposent de ne s’attaquer qu’à l’ennemi armé et d’épargner les civils, de soigner le blessé etc. La violence extrême passe outre toutes ces normes et règles ; et s’exerce avec une cruauté démesurée. La première guerre mondiale constitue aux yeux des défenseurs de cette thèse, le moment inaugural dans le franchissement d’un tel seuil. Car, c’est dans cette guerre que fut utilisé pour la première fois le bombardement aérien, lié à l’ère industrielle, exterminant de nombreuses populations civiles non armées. Associée aux affrontements et insurrections débordant les cadres étatiques, l’expression peut désormais inclure également des faits commis dans le cadre des guerres conduites par des États. La violence extrême est une agression physique et une transgression outrancière d’une éthique partagée. Qu’elle s’exerce lors d’une guerre ou dans le cadre d’une institution (violence institutionnelle) elle est une violence extrême dès lors qu’elle use de moyens estimés inappropriés selon les codes communs et les sensibilités partagées. Les manières et les moyens d’agir doivent être proportionnels à l’objectif visé ; et toute outrance délégitime l’acte de violence, quand bien même celui-ci relèverait de « la violence légitime » monopole de l’Etat. Le qualificatif extrême vient donc spécifier un type de violence qui atteint ce point invisible ou imprévisible, en bafouant l’ordre éthique et conventionnel. Aller à l’extrême c’est aller au-delà du connu et de l’imaginable. La violence extrême est celle donc qui dépasse une limite se situant elle même au-delà des limites connues ou considérées comme impossibles à franchir. Elle renvoie à ce qui dépasse l’entendement par son ampleur ou par sa « gratuité » ; car, ce sont ses finalités qui rationalisent la guerre et toute autre forme de violence. Dépourvue de toute fonctionnalité, la violence extrême n’a d’autres buts qu’elle-même (Wolfgang Sofsky (1993). En d’autres termes, la violence extrême est ce qui oblitère le sens en rendant vaines (ou du moins imperceptibles) les logiques d’un acte jusque-là appréhendé en termes d’utilité, de fonctionnalité et d’efficacité. La violence est extrême quand elle parait démesurée par le nombre de ses victimes (génocide, nettoyage ethnique, meurtres et assassinat de masse) ; mais elle l’est d’autant plus, et le plus souvent, quand elle est accompagnée d’un traitement cruel, froid et gratuit : dépeçage, brûlure, énucléation, viols et mutilations sexuelles. Outrepassant l’habituel et l’admissible, par la démesure du nombre de ses victimes et le degré de cruauté dans l’exécution de l’acte, la violence extrême se situe dans un « au-delà », dont le seuil est une ligne mouvante et difficilement repérable. Son « objectivation » dépend à la fois du bourreau, de la victime et du témoin ; tous façonnés par des constructions culturelles informées par les contextes historiques et produisant des sensibilités et des « esthétiques de réception » subjectives et changeantes. La violence extrême est, nécessairement, d’abord une question de sensibilité. Or, celle-ci est non seulement une subjectivation mais aussi une construction historiquement déterminée. Pendant longtemps et jusqu’au siècle des lumières, le châtiment corporel fut, pour la justice, la norme dans toute l’Europe. Les organes fautifs des coupables sont maltraités publiquement. On exhibait les femmes adultères nues et on leur coupait les seins ; on coupait les langues des blasphémateurs et les mains des voleurs. Le bûcher était réservé aux sodomites, aux hérétiques et aux sorcières. On crevait les yeux (avec un tisonnier incandescent) du traître. Les voleurs de grands chemins subissaient le châtiment d’être rompus vifs. On écartelait et on démembrait le régicide. La foule se dépêchait pour assister à ces spectacles et à ceux des supplices de la roue, des pendaisons, de la décollation par le sabre etc. Placidement et consciencieusement, les bourreaux ont appliqué la « terreur du supplice » jusqu’au milieu du XVIIIe siècle (Meyran, 2006). Il a fallu attendre les lumières pour remplacer le corps violenté par le corps incarcéré. Aujourd’hui insupportables, aux yeux du citoyen occidental, certains de ces châtiments corporels administrés avec une violence extrême sont encore en usage dans d’autres sociétés. Après les massacres collectifs qui ont marqué la fin du XXe siècle, les travaux de Véronique Nahoum-Grappe portant sur le conflit de l’ex-Yougoslavie vont contribuer à relancer le débat sur la notion de « violence extrême » comme elle le rappellera plus tard : « Nous avions utilisé la notion de « violence extrême » à propos de la guerre en ex-Yougoslavie pour désigner « toutes les pratiques de cruauté « exagérée » exercées à l’encontre de civils et non de l’armée « ennemie », qui semblaient dépasser le simple but de vouloir s’emparer d’un territoire et d’un pouvoir. » (Nahoum-Grappe. 2002). Elle expliquera plus loin qu’après dix années de ces premières observations, ce qu’elle tentait de désigner, relève, en fait, d’une catégorie de crimes, graves, usant de cruauté dans l’application d’un programme de « purification ethnique ». Pourtant, quel que soit le critère invoqué, le phénomène n’est pas nouveau et loin d’être historiquement inédit. Si l’on reprend l’argument du nombre et de la gratuité de l’acte, le massacre n’est pas une invention du XXe s ; et ne dépend pas de la technologie contemporaine. On peut remonter assez loin et constater que dans ce domaine, l’homme a fait feu de tout bois, comme le montre El Kenz David dans ses travaux sur les guerres de religion (El Kenz 2010 & 2011). Parce que les sensibilités de l’époque admettaient ou toléraient certaines exactions, aux yeux des contemporains celles-ci ne relevaient pas de la violence extrême. Quant aux cruautés et autres exactions perpétrés à l’encontre des populations civiles, bien avant Auschwitz et l’ex-Yougoslavie, l’humanité en a souffert d’autres. Grâce aux travaux des historiens, certaines sont désormais relativement bien connues comme les atrocités commises lors des colonnes infernales dans la guerre de Vendée ou le massacre de May Lai dans la guerre du Vietnam. D’autres demeurent encore méconnues et insuffisamment étudiées. Les exactions menées lors des guerres coloniales et de conquêtes sont loin d’être toutes recensées. La mise à mort, en juin 1845, par « enfumade » de la tribu des Ouled Riah, dans le massif du Dahra en Algérie par le futur général Pélissier sont un exemple qui commence à peine à être porté à la connaissance en France comme en Algérie (Le Cour Grandmaison, 2005.). Qu’elle soit ethnique ou sociale, qu’elle soit qualifiée de purification ethnique ou d’entreprise génocidaire, cette extermination qui passe par des massacres de masse ne peut être qualifiée autrement que par violence extrême. Qu’elle s’exerce sur un individu ou contre un groupe, la violence extrême se caractérise presque toujours par un traitement cruel, le plus souvent pensé et administré avec une égale froideur ; une sorte d’« esthétisation de la cruauté ». Pour le dire avec les mots de Pierre Mannoni, la violence extrême use d’un certain « maniérisme de l'horreur », ou de ce qu’il appelle « une tératologie symbolique » (Mannoni ,2004, p. 82-83), c‘est à dire l’art de mettre en scène les monstruosités. Motivée par un danger ou une menace extrême justifiant, aux yeux du bourreau, une réponse extrême, cette violence extrême a pu s’exécuter par la machette (Rwanda) ou dans des chambres à gaz, comme par d’autres moyens et armes de destruction massive. C'est l'intégrité du corps social et sa pureté que le bourreau « croit » défendre en recourant à une exérèse… salvatrice. La cruauté fait partie de l’arsenal du combattant qui s’ingénie à inventer le scénario le plus cruel en profanant l’intime et le tabou. Françoise Sironi le montre à propos d’une des expressions de la violence extrême. L’efficacité destructrice de la torture est obtenue entre autres par la transgression de tabous culturels ; et par l’inversion qui rend perméable toutes les limites entre les dedans et les dehors. Réinjecter dans le corps ce qui est censé être expulsé (excréments, urine, vomissures) ; féminiser et exposer les parties intimes ou les pénétrer en dehors de la sphère intime, associer des parties démembrées d’un corps humain à celles d’un animal, sont autant de manières de faire violence extrême. Cette inversion transgressive use du corps de la victime pour terroriser le témoin et le survivant. Outrepassant l’habituel et l’attendu par la manière (égorgement, démembrement, énucléation, émasculation etc.,), les moyens (usage d’armes de destruction massive, d’armes nucléaires bactériologiques ou chimiques) et une certaine rationalité, la « violence extrême » est un dépassement d’horizon. L’acte par sa singularité suggère une sortie de l’humanité de son auteur désensibilisé, déshumanisé ; qui, par son forfait et dans le même mouvement, exclue sa victime de l’humanité. Pour Jacques Semelin, la violence extrême « est l’expression prototypique de la négation de toute humanité ; dans la mesure où ses victimes sont le plus souvent d’abord « animalisées » ou « chosifiées » avant d’être anéanties (Sémelin, 2002). Ajoutons qu’elle n’est pas qu’anéantissement, elle est aussi une affirmation démonstrative d’une surpuissance. Que ce soit par le nombre, la manière ou l’arbitraire, la violence extrême a ponctué l’histoire de l’humanité et continue à la hanter Parmi ses formes contemporaines, le terrorisme est une de ses manifestations les plus spectaculaires ; permettant de comprendre qu’elle est d’abord une théâtralisation. L’image de chaos que renvoient les attentats et autres exactions spectaculaires, est le résultat dument recherché à l’aide d’une organisation minutieuse et de stratégies affinées que cette image chaotique occulte souvent. Il s’agit d’une démarche rationnelle tendant à produire un acte apparemment irrationnel. Les massacres collectifs qui font partie de ce que Stéphane Leman-Langlois qualifie de « mégacrimes » (Leman-Langlois, 2006) constituent une autre forme contemporaine de cette violence extrême ; dont la Bosnie-Herzégovine et le Rwanda demeurent les exemples les plus dramatiques depuis la fin de la Seconde Guerre mondiale. En raison de leur ampleur et l’organisation méthodique de leur exécution, ces massacres ont été, à juste titre, souvent qualifié de génocide. C’est le professeur de droit américain d’origine polonaise, Raphael Lemkin qui donnera le nom de génocide à ce que, Winston Churchill, parlant du nazisme, qualifiait de « crime sans nom ». Au terme génocide devenu polémique et idéologique, sera préféré la notion de massacre que Semelin définit comme « forme d’action le plus souvent collective de destruction des non combattants » (Sémelin 2012, p. 21). Dans les faits, il s’agit de la même réalité ; sans être des entreprises génocidaires, ces massacres de masse ont visé l’« extermination » de groupes humains en vue de s’emparer de leur territoire au sens le plus large. La violence extrême agit à la fois sur l'émotionnel et sur l'imaginaire ; en franchissant le seuil du tolérable et de la sensibilité ordinairement admise dans le cadre de représentations sociales. Le caractère extrême de la violence se définit en fonction d’un imaginaire partagé ; qu’elle heurte en allant au-delà de ce qu'il peut concevoir ; et des limites de ce qu'il peut « souffrir ». Il s’agit d’une violence qui franchit le seuil du concevable et ouvre vers un horizon encore difficilement imaginable et donc insupportable parce que non maîtrisable. Qu’est-ce qui motive ce recours à l’extrême ? Nombre d’historiens se sont demandé si les logiques politiques suffisaient à les expliquer. Ne faudrait-il pas les inférer aux dimensions psychologiques ? Plusieurs approches mettent, quelquefois, en rapport violence extrême et ressorts émotionnels (peur, colère et haine et jouissance..). D’autres fois, ce sont les pulsions psychiques qui sont invoquées. Incapables d’expliquer de telles conduites par les logiques sociales ou politiques, ce sont les dimensions psychologiques qui finissent par être mises en avant. L’acte, par son caractère extrême serait à la recherche du plaisir et de la jouissance dans l’excès, devenant ainsi une fin en soi. Il peut également être une manière de tenter de compenser des manques en recherchant du sens dans le non-sens. Cela a pu être expliqué aussi comme une manière de demeurer du côté des hommes en animalisant ou en chosifiant la victime, en la faisant autre. L’auteur de la violence extrême procède à une négation de sa victime pour se (re) construire lui-même. Pure jouissance (Wolfgang Sofsky) délire (Yvon Le Bot, J Semelin) ou conduite fonctionnelle de reconstruction de soi (Primo Levi), sont les trois approches avancées pour expliquer la cruauté comme acte inadmissible et inconcevable (Wierworka, 2004 : p 268). Or, la violence extrême prend la forme d’une cruauté quand ses protagonistes redoublent d’ingéniosité pour inventer le scénario inédit le plus cruel. Car la violence extrême est d’abord un indéchiffrable insupportable qui se trouve par commodité rangé du côté de l’exceptionnalité. Parce qu’inintelligible, elle est inacceptable, elle est extra… ordinaire. Ses auteurs sont des barbares, des bêtes, des monstres ; autrement dit ; des inhumains parce qu’ils accomplissent ce que l’humain est incapable de concevoir. Dans quelle mesure, de telles approches ne sont-elles pas une manière de rassurer la société des humains qui exclue ces « monstres » exceptionnels seuls capables d’actes … inhumains ? Parce qu’inexplicables, ces violences sont quelquefois rangées dans le registre de la folie ; et qualifiées de « barbares » ou de « monstrueuses » ; des qualificatifs qui déshumanisent leurs auteurs et signalent l’impuissance du témoin à comprendre et à agir. En d’autres termes, tant que la violence relève de l’explicable (réciprocité, échange, mimétisme etc.), elle demeure humaine ; et devient extrême quand elle échappe à l‘entendement. Indicible parce qu’injustifiable, la violence extrême est inhumaine. Cependant, aussi inhumaine soit-elle d’un point de vue éthique, la violence extrême demeure du point de vue anthropologique, un acte terriblement humain ; et que l’homme accomplit toujours à partir de déterminants et selon un raisonnement humains. Comme le dit Semelin : « Les deux faces de la violence extrême, sa rationalité et sa démence, ne peuvent se penser l’une sans l’autre. Et rien ne sert de dénoncer la sauvagerie des tueurs en omettant de s’interroger sur leurs buts » (Semelin, 2000). L’auteur de l’acte de violence extrême s’érige en homme-dieu pour dénier toute humanité à la victime qu’il décide d’exclure de la vie, de la déshumaniser en l’expulsant vers l’infra humain.
APA, Harvard, Vancouver, ISO und andere Zitierweisen
Wir bieten Rabatte auf alle Premium-Pläne für Autoren, deren Werke in thematische Literatursammlungen aufgenommen wurden. Kontaktieren Sie uns, um einen einzigartigen Promo-Code zu erhalten!

Zur Bibliographie